- 31 - Dhr. Bourdrez: u zegt daar in uw inleiding dat er enige problematiek is in het bestuurlijke proces en u noemt daarbij de ambtelijk organisatie. Ik geloof niet dat daar de problematiek ligt. De voorzitter: dat heb ik niet gezegd. De afstemming van de bestuurlijke organisatie en de procesgang van de ambtelijke organisatie moeten met elkaar sporen. Dhr. Bourdrez: de problematiek die er nu ligt, ligt niet in dat spoor. Die ligt puur in de bestuurlijke organisatie. U heeft daarstraks gezegd dat naast de begroting ook de beleidsformering een weerslag moet zijn van datgene wat in de raad leeft. We hebben dat geprobeerd in onze diverse programma's. Dat heeft niet zijn weerslag gevonden o.a. in de begroting. Laat ik het maar duidelijk en vierkant stellen, dan weten we ineens waar we over praten. Het gaat er tot nu toe steeds om dat de directieven van het college kwamen. Daar werd de raad mee geconfronteerd. Ik meen dat de juiste gang van zaken is dat de raad met directieven komt die vertaald moeten worden in beleidsmaatregelen o.a. in de begroting. Daar ligt denk ik de kern van het probleem. De voorzitter: dan heeft u mij gister uitstekend verstaan toen ik een analyse gaf van de verschillende bestuurslagen. Ik heb aangeduid dat de raad het beleid in hoofdlijnen bepaald, vervolgens het college aan de slag gaat met het uitwerken en dat daarna de raad, toetst of de voorstellen die op tafel liggen, in overeenstemming zijn met die algemene beleidslijnen. Ik heb nu nog niets anders gezegd. Als u de stelling betrekt zoals u die zo even inneemt, dan denk ik dat wat wij ook zeggen vanachter deze tafel vanavond, u kennelijk worst zal zijn. Uw standpunt staat vast. Door mij is gisteren ook zo verwoord dat het een opdracht voor het college is om ook de inbreng van de minderheden van deze raad te wegen. Dan moge het zo zijn dat er een college is gevormd op een meerderheid, klein of groot en verwijs ik evenals gisteravond naar de beleidsintentie zoals die door uw fractievoorzitter op 1 mei is uitgesproken. Daar toetsen wij aan en daar heeft op 1 mei ook geen van de andere partijen van deze raad enige moeite mee gehad. De moeite gaat ontstaan op het moment dat u niet zegt wat u doet of omgekeerd en dat geeft dan op enig moment wrevel. Het college probeert niets anders dan sturing te géven aan de zo groot mogelijke harmonie in de raad. Dat kwam uit het betoog namens de C.D.A.-fractie iets anders over. We hebben geprobeerd dat wat af te vlakken en getracht om de opvattingen van de verschillende fracties wat dichter bij elkaar te brengen. Uiteindelijk hebben we maar één doel en dat is deze gemeente zo goed mogelijk te besturen. Dat is geen alleenrecht van wie dan ook, maar een gemeenschappelijke aanpak. Het is de taak en opdracht van de raad om met hoor en wederhoor uiteindelijk tot een zo groot mogelijke consensus te komen. Wi*j hebben ook niet het idee of de gedachte dat voorstellen van welke fractie ook op zichzelf staan, of dat daar niet over nagedacht is. De inbreng van de fracties op enig moment in een zeer vroegtijdig stadium, zo stellen wij vandaag vast, heeft er niet toe geleid dat, tussen 17 september en de eerste instantie, behoudens enkele kriegele opmerkingen over de laatste informatie rondom het bodemsaneringsgebeuren van Brabant Chemie, er iets is veranderd. Dit ondanks behandelingen, commissies, uitwisseling van informaties en ik richt me dan heel uitdrukkelijk in de richting van de C.D.A.-fractie.

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1990 | | pagina 127