- 3 -
uiteraard de zgn. bevolkingsadministratie die per 1 januari 1990 overigens
ook op grond van een wetswijziging er anders komt uit te zien. Dat betekent
ook dat uiterlijk 1 juni 1990 de uitwerking van de uitvoering van deze
verordening zijn beslag moet hebben gehad. Men kan dan ook verwachten dat in
de loop van januari/februari het college van B&W en de burgemeester zullen
publiceren welke registraties onder hun verantwoordelijkheid vallen, en wie
namens hen de registratie beheert. Ook zal via publicatie duidelijk worden
gemaakt waar dë eventuele belanghebbenden kunnen informeren en tot wie men
zich moet wenden om inzage te verkrijgen in datgene wat er over hen
geregistreerd is. Daaraan zit direkt gekoppeld het beveiligingsplan. De
uitwerking hiervan kan men in ieder geval ook tegemoet zien in de loop van
januari, rekening houdend met de werkzaamheden die aan het gemeentehuis
plaatsvinden. Dit betreft echter de beveiliging van het gebouw. Dan speelt
ook nog de beveiliging van het systeem. Binnenkort zullen hier voorstellen
over komen omdat het weer e.e.a. zal gaan kosten. Als men vanavond de
verordening vaststelt zoals die thans voorligt, dan wordt er een feitelijke
uitwerking gegeven aan datgene wat de wetgever ons oplegt en dat zal
allemaal afgewerkt moeten zijn 1 juni 1990.
Dhr. Van de Sande zou graag zien dat in de publicatie extra aandacht
besteed wordt aan artikel 6 van hoofdstuk 3, 6e. Het is voor de burgers
belangrijk te weten hoe er met hun geregistreerde gegevens wordt
omgesprongen.
De voorzitter antwoordt hierop dat dat zeker zal gebeuren. Op dit moment
worden er geen gegevens uit de bevolkingsadministratie ter beschikking
gesteld aan derden om daar commeriële activiteiten of andere zaken mee te
doen. De wet schrijft ook voor dat er in zeer beperkte gevallen gegevens
verstrekt mogen worden. En dit zal zelfs op een aantal onderdelen nog
aangescherpt gaan worden.
De raad gaat akkoord met het voorstel van burgemeester en wethouders.
5- VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET BESCHIKBAARSTELLEN VAN
EEN KREDIET VOOR HET VERVANGEN VAN DE KLEINE BRANDWEERAUTO.
(BIJLAGE 123).
Dhr. Utens heeft namens zijn fraktie nog een aantal kritische opmerkingen.
Hij moet zeggen dat de onderbouwing bij hem toch nog al wat vraagtekens
oproept. Op sommige momenten kan men niet genoeg geld geven. Maar men leeft
nu eenmaal in een wereld waar men niet alle risico's uit kan bannen. Wat hij
eigenlijk miste in het hele verhaal is nl. de aanschaf van een
nieuwe brandweerauto en het ombouwen c.q. renoveren van de huidige
brandweerauto. Dat gaat eigenlijk een beetje voorbij aan het voorstel dat
hier staat nl. het vervangen van de kleine brandweerauto. Men gaat hier naar
een wat gewijzigde structuur van de brandweer in Rijsbergen. Het verhaal van
het vervangen van de kleine auto is voldoende onderbouwd, dat staat buiten
discussie. Deze auto is afgeschreven. In het stuk van het Stadsgewest wordt
de zaak in eerste instantie financieel benaderd en in tweede instantie komt
pas de technische kant om de hoek kijken. Hij vindt het vreemd dat in de
onderbouwing van het Stadsgewest te lezen staat dat men' de huidige auto gaat
renoveren, en daarnaast een nieuwe aan wil schaffen. De huidige auto krijgt
een andere functie. Renoveren om vervolgens te constateren, (hij citeert uit
het verslag van het Stadsgewest) dat de blusfunktie maar 4 jaar gewaarborgd
hoeft te worden en daarna eigenlijk niet meer nodig is. Dus eerst hemelt men
deze auto op om vervolgens te zeggen dat na 1994 die auto uitsluitend dienst