- 54 -
De voorzitter antwoordt hierop dat alles wat technisch kanfinancieel
niet moet. In.het beraad dat het college heeft gehouden en waarin van
gedachten is gewisseld over hetgeen de wethouder gezegd had, bleek dat de
wethouder toendertijd ietwat voortvarend is geweest. Voorzitter kan zich
herinneren dat in de commissie financiën vanaf het allereerste begin is
gezegd dat de jaarlijkse storting van f. 500.000,gebaseerd op de
geprognosticeerde aanpak, gewoon -noodzakelijk was. Maar dan zou men de
eerste 13 jaar voor een zware taak zitten en dat probeert men dus te
voorkomen door de zaken te beperken tot wanneer het technisch absoluut moet.
De voorzitter kan zich indenken dat Dhrv.d.Sande zich wat ongelukkig voelt
dat hij zo weinig medestanders heeft gekregen bij zijn benaderingswijze.
Gelet op de tijd en de diepgang van de discussie moet men zich toch neer
leggen bij het feit dat de meerderheid daar niet voor te vinden was. Hij
voegt er aan toe dat de benadering zoals u Dhr.v.d.Sande koos niet zonder
meer van de hand werd gewezen. Deze was best plausibel, maar het past gewoon
niet in de afspraken die men hier met elkaar heeft gemaakt en het is niet te
doen om elke twee of drie jaar van systematiek te veranderen. Dat is een te
zware ingreep. Hij heeft toen ook gezegd dat de eerste jaren moeilijke jaren
zouden zijn omdat men vanuit het oude gegeven van de jaarlijkse
afschrijvingen op de investeringen nu gaat naar uitgaven die gedragen worden
door de respectievelijke fondsen. Met elkaar is o.m. de afspraak gemaakt dat
o.a. de reinigingsrechten, waarover ook Dhr. Utens sprak, aangemerkt worden
als bedrijfsmatige aktiviteiten en derhalve kostendekkend moeten zijn.
Natuurlijk is er best een redenering op te zetten van laat dit tot 90% zijn
maar de andere 10% komen dan ook weer ergens anders vandaan. De zaken die
bekostigd kunnen worden uit dienstverlening moeten ook kostendekkend zijn,
zodat de O.G.B. niet de sluitende melkkoe wordt. Hij herinnert zich dat
Mevr.v.d.Bemd zich hierover in het verleden nogal sterk heeft gemaakt.
Het gasbedrijf
Er lag een voorstel in de vorige commissievergadering van financiën om de
jaarlijkse winstuitkering uit het gasbedrijf af te kopen. Daarin is de
gemeente Rijsbergen niet uniek en zeker geen koploper. Het landelijk beleid
is er op gericht dat de jaarlijkse uitkeringen uit het gasbedrijf zullen
worden afgebouwd in de toekomst. De overweging van het college was dan ook
om niet te wachten tot het moment dat dat opgelegd wordt maar nu te
onderhandelen omdat er nu meer te halen zou zijn dan wanneer het opgelegd
gaat worden. Het college heeft zich daartoe laten bijstaan, het rapport
hierover heeft men onder ogen gehad, door de Accountantsdienst van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Zij hebben voorgelegd waar het
verstandig was om te beginnen en dat was het bedrag van 1,6 miljoen.
Men heeft geadviseerd met dit hoge bedrag te beginnen, omdat het naar alle
waarschijnlijkheid onhaalbaar was. In de onderhandelingen met ENWA en PNEM
is men toch op 1,6 miljoen kunnen uitkomen. Het college heeft inmiddels
begrepen dat de commissie zich daar niet in kon vinden. Het college heeft
zich daarop beraden en zij zal PNEM en ENWA laten weten dat men de
onderhandelingen over dit bedrag niet verder zal voortzetten.
Dat is jammer, maar het college ziet geen andere mogelijkheid. In de
commissie is ook aangegeven dat er gewoon geen hoog bedrag is uit te halen.
Dhr. Vogels meent zich te herinneren dat het college e.e.a. nader zou
bekijken.
De voorzitter zegt dat dit klopt en dat dit resulteert in een kennisgeving
aan de PNEM met de mededeling dat men over dit bedrag niet tot een akkoord
zal komen.