- 11 - De voorzitter antwoordt hierop dat het geen vrijblijvende zaak was. Wij zijn de bijeenkomst begonnen met te stellen dat we deze bijeenkomst zouden beschouwen als een gekombineerde commissie-vergadering. Op het eind van de vergadering hebt u advies uitgebracht. Twee leden van uw fraktie hebben zich van advies onthouden en de mededeling gedaan dat zij voor 1 juni advies zouden uitbrengen. Dat advies hebt u gedaan want ook in de brief van 25 mei staat vermeld dat u zich kunt verenigen met de overige leden van de raad die hebben gekozen voor een bepaalde aanpak. Dus alle leden van deze raad zijn het in de advisering naar het college unaniem eens geweest. Dus het advies van de raad is unaniem voor het pakket zoals het hier voorligt. Dat is door het college ook overgenomen en deze heeft er geen letter in gewijzigd. Het raadsvoorstel is konform het unanieme advies van de raadsleden. Dit is de juiste stand van zaken. Er komt echter iets bij. En dan komt de voorzitter gelijk terug op de brief van 25 mei. De werkgroep heeft diezelfde avond vastgesteld dat er een ruime meerderheid was om het college voor te stellen wat zij vond als haar bevindingen. Uw brief van 25 mei, overigens gericht aan de werkgroep, zodat hij er eigenlijk niet eens diep op in hoeft te gaan, want formeel speelt dat hier niet eens, maar hij vindt het wel goed om dat hier nu te beantwoorden, als u het in diskussie brengt, is binnengekomen bij de werkgroep nadat het advies al uitgebracht was aan het college. In de eerste zinsnede van deze brief deelt u mede dat u zich kunt verenigen met het voorstel zoals het hier ook voor ligt. Er staat nog meer in die brief nl. u komt met andere afwijkende opvattingen waarop de werkgroep u heeft duidelijk gemaakt dat het niet verstandig zou zijn om die toer op te gaan. Hij kan wel mededelen dat de werkgroep, ondanks het feit dat een minderheid toch nader geinformeerd wil worden over de mogelijkheden, in ieder geval de toezegging heeft gedaan richting college dat zij de opmerkingen in uw brief van 25 mei namens uw fraktie neergelegd nog een keer zal bekijken. Dit is wat ik u kan mededelen, maar formeel staat het college daar verder buiten. We hebben dan in ieder geval een duidelijk beeld van de procedure van de tot standkoming van dit voorstel waarbij onomstotelijk vaststaat dat alle leden een positief advies naar het college hebben uitgebracht om met dit voorstel naar de raad te komen. Vervolgens over een aantal opmerkingen die zijn gemaakt o.a. met betrekking tot de status van het voorstel. Dhr. Utens vraagt of het niet wat voorbarig is, of is het geen voorlopige konklusie. De voorzitter denkt dat de vrijblijvendheid in het voorstel niet voorlopig is. Wij geven de randvoorwaarden aan van het programma van eisen, financiën, lokatie. Dit zijn de drie randvoorwaarden waarbinnen verdere uitwerking van het plan kan plaatsvinden. Maar het is niet zo dat u op dit moment uw ziel en zaligheid als het ware helemaal verpand en dan maar zien wat er uit komt. Hij dacht dat de werkgroep in uw richting duidelijk had gemaakt dat binnen deze randvoorwaarden zij verder tot planuitwerking gaat komen en vervolgens hier op terugkomt. U ziet op pagina 6 van het voorstel waar de planning is aangegeven van de procedure dat er op enig moment toch nog een behandeling hier in de raad komt waar het definitieve krediet gevoteerd moet worden. Zowel de werkgroep, het college en de raad waren er duidelijk voorstander van om op voorhand aan te geven binnen welke kaders een en ander uitgewerkt moest worden, om in ieder geval op het eind van de rit niet tot de ontdekking te moeten komen dat we weliswaar mooie bespiegelingen hebben gemaakt maar dat we met betrekking tot de realiteit ergens anders uit komen dan we ons op dit moment voornemen. Dit is toch een wijze van aanpak waardoor we de garantie kunnen verwachten in de toekomst niet voor al te onverwachte zaken te komen te staan. Als we praten over "voorlopig" dan houdt het nogmaals het volgende in: dit zijn de randvoorwaarden, u zult moeten bewerkstelligen met een plan te komen wat binnen die kaders tot uitvoering kan komen. Er zal behoefte zijn aan wederzijds overleg ook naar de raad toe, vandaar dat ook in het voorstel is opgenomen dat er in al die fasen en dat

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1988 | | pagina 92