- 12 -
worden om die waterlossing aan de Meren te financieren. Nu zit men in feite
in dezelfde situatie. In de commissie financiën van maart is aangekondigd
dat er een overschot aan komt en dat een gedeelte daarvan bestemd wordt voor
de vrachtauto. Alleen is nog niet bekend hoe groot het voorschot gaat
worden. Dus dan is nog niet mogelijk om het overschot vast te stellen dus
kan men het in feite ook niet gaan bestemmen.
De werkwijze baart hem zorgen. Al in november 1987 is er in de commissie
Ordening gesproken over de mogelijke vervanging van de vrachtauto. Op dat
moment werd gezegd dat men daar op een later stadium op terug kwam. De
vrachtwagen was ook niet opgenomen in de begroting 1988. Vervolgens is de
vrachtwaqen onderwerp van gesprek geweest in de commissievergadering van
januari van dit jaar. Daar worden vragen over gesteld. Binnenkort komt er
een voorstel aanschaf vrachtauto. In financiën is het 21 maart gekomen,
zijnde de financiële commissie die over een krediet moet oordelen en dan
verwacht men dat 23 maart in de commissie ordening, de vakcommissie, er nog
wordt gesproken over de vrachtauto. Wanneer hij dan de stukken bekijkt en
hij ziet dan al een opdrachtbevestiging liggen van een vrachtauto, dan kan
hij dit niet goed meer volgen. Er is een bestuurswijze afgesproken. Men
heeft een indeling gemaakt in het commissiewerk, en tot zijn grote verbazing
ligt er dan een opdrachtbevestiging. Tijdens die commissievergadering heeft
hij hierover vragen gesteld en dan moet hij vernemen dat er in het college
meerdere malen over gesproken is maar dat kennelijk de inbreng van de
commissie ordening niet op prijs gesteld wordt, of niet nodig geacht wordt.
Hij heeft daar nogal wat moeite mee. Temeer daar regelmatig een term
gebruikt wordt dat de huidige vrachtwagen aan vervanging toe is. Dat
onderkent hij volledig. Daarover is geen discussie mogelijk. Alleen vindt
hij dat men erg snel handelt. Hij denkt dat de raad eerst nog eens vast moet
stellen of men het wel doet. Het verbaast hem dat hij in de
opdrachtbevestiging nog niet éénmaal het woord vermeld ziet over levertijd
en nog maar niet te spreken over het feit dat de raad afgesproken heeft dat
men ten alle tijde toch minimaal twee offertes zou beoordelen. Niets van dit
al treft hij aan en dat doet bij hem de haren ten bergen rijzen. Hij vindt
dat hier de beginselen van behoorlijk bestuur toch aangetast worden.
Dhr. Verschueren zegt dat de meeste vragen al gesteld zijn door dhr.
Utens. Hij wil toch nog even terug komen op de laatste commissie
vergadering financiën. Toen is de raad toegezegd dat er een voorlopige
berekening ter tafel zou liggen waarop men kon zien wat het overschot plus
minus zou bedragen. Hij heeft dat niet bij de stukken zien liggen. Misschien
dat de voorzitter hierover meer duidelijkheid kan geven. Over de offerte
daarop zegt hij dat men normaal met twee offertes werkt. Gelet op het feit
dat de onderhandelingen al rond de jaarwisseling met genoemde handelaar
zijn gevoerd, vindt hij het toch jammer dat de lager overheid niet aan
Nederlandse produkten denkt. Hij dacht dat het minimaal een kleine moeite
was geweest om bij een firma in Breda ook een gelijkwaardige aanvraag te
doen.
Dhr. Godrie zegt dat zijn fractie het bevreemdt dat er een
opdrachtbevestiging ligt en geen tweede offerte. Daar was zijn fractie niet
van op de hoogte.
Dhr. De Jaeger zegt dat hij zal pareren tegen het zware geschut wat
door de heer Utens in stelling wordt gebracht. Als hij termen gaat
gebruiken als onbehoorlijk bestuur, dat geldt in bestuurlijk Nederland als
het meest erge wat men in de mond kan nemen. Laat staan dat men dat hanteert
in de richting van collega bestuur zonder dat men daar een nadere