- 24 - jurisprudentie is dit absoluut zeker afgedekt. Dhr. Utens heeft gezegd dat er nog een aantal zaken geregeld moeten worden. En wel in die zin dat als de bestuursovereenkomst wordt vastgesteld dat wij dan in ieder geval als raad op tijd in kennis worden gesteld van wat er staat te gebeuren. Verder stelt hij nog voor alle duidelijkheid het volgende, dat als de raad vanavond ja zegt tegen de bestuursovereenkomst, dan is daarmee geen vrijbrief gegeven aan de vertegenwoordiger van de gemeente en dan heeft hij op grond van de gemeentewet niet de vrijheid om ook maar een wijziging aan te brengen. Elke wijziging of andere interpretatie is, middels de omschrijvingen in de artikelen juridisch getoetst, uitgesloten. Dus voor elke afwijking zal teruggekoppeld worden naar de raad. Die stelt vast, die machtigt en die machtigt alleen maar voor datgene wat is vastgesteld. De sanctie mogelijkheid hangt er eigenlijk nauw mee samen. Die sanctie-mogelijkheid is op verschillende manieren ingebouwd. Men heeft op een aantal plaatsen gezien dat er overeenstemming moet zijn over een aantal zaken. Een van de belangrijkste is dat het gestelde in de artikelen 17 en 19 op voorhand geregeld moet zijn, anders gaat nl. de overeenkomst niet in zoals in artikel 28 lid 1 is verwoord. Onze jurist heeft ons vervolgens ook duidelijk gemaakt dat daar waar sprake is van betalingen, je dit gewoon kunt afeisen. Je kunt dan met elkaar van mening verschillen of je dit anders zou kunnen formuleren. De juridische dichtheid is naar zijn mening aanwezig, maar over woorden kun je inderdaad nog twijfelen. Hij heeft ons echter duidelijk gemaakt daar toch heel voorzichtig mee te zijn. De taakstelling van de overlegcommissie is geregeld in artikel 27. Daar staat dat de taken, bevoegdheden en de omvang, dat is een toevoeging die we er ook zelfs later middels uw inbreng als fractievoorzitter er aan hebben toegevoegd, na overleg met de minister worden vastgesteld. Hij stelt zich voor dat zeker met betrekking tot die zaken waar gesproken wordt over gemeentebestuur, dit niet het college van B&W is. Hij zou daarvoor de constructie kunnen voorstellen om daar in ieder geval de commissie bestuurlijke aangelegenheden in te betrekken. Het onderscheid ligt daarin dat wijzigingen in de bestuursovereenkomst door niemand mogelijk zijn nadat de raad daar een besluit over heeft genomen. Anders kan het absoluut niet. Toezeggingen aan andere gemeenten zijn niet altijd nagekomen. Dat is ook de reden geweest dat met name over de artikelen 17 en 19 op dit moment gesproken wordt met het ministerie van justitie. Formeel houdt dat dus in, dat wanneer daar geen overeenstemming over bereikt wordt, de overeenkomst ook niet in gaat. Dat is een dwangmiddel. Dhr. Utens vraagt of ook bij de ingebruikname die zaak geregeld is? De voorzitter zegt ja want er staat, deze overeenkomst wordt aangegaan ingaande de datum dat de uitvoering van hetgeen onder de artikelen 17 respectievelijk 19 van deze overeenkomst ten genoegen van de gemeente is geregeld. Hij wil dat hier geen misverstand over bestaat. Wij hebben met onze politiemensen daar heel nadrukkelijk over gesproken. Hij heeft hun de toezegging gedaan dat aan deze artikelen wat hem betreft niet meer gesleuteld wordt. Tenzij dat zij daarmee kunnen instemmen, gewoon vanwege het feit dat als wij een bestuursovereenkomst aangaan dat de feitelijke werkzaamheden rondom het A.Z.C. door het politieapparaat moeten worden gedaan. En ook al heeft hij geen formele beheersfunctie over het korps rijkspolitie hier ter plaatse, hij voelt zich als hoofd van de plaatselijke politie wel degelijk verantwoordelijk voor het feit dat deze mensen dadelijk een taak moeten kunnen uitvoeren. Dan is het aan het ministerie van justitie of wie dan ook om datgene wat in artikelen 17 en 19

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1988 | | pagina 24