- 20 -
gevonden. Daar bent U overigens ook zelf bij betrokken geweest wat daarmee
is gebeurd.
In het gesprek van 20 december wat hij met het bestuur van de Meeren heeft
gehad, heeft hij heel nadrukkelijk gevraagd, om dat toen ook weer uiteraard
de aantallen ter discussie kwamen, om geen onwrikbare standpunten in te
nemen met betrekking tot aantallen, omdat als men in onderhandeling moet
gaan en je blijft vasthouden aan onwrikbare standpunten dan komt men nooit
tot elkaar. Uit de correspondentie hebben we kunnen vaststellen dat wij
elkaar op dat onderdeel hebben verstaan en dat is vervolgens ook het
uitgangspunt geweest in de gesprekken die vervolgens met de 3 ministeries
hebben plaatsgevonden. Wat hield dat uitgangspunt waarvan U in de brieven
één en ander heeft terug kunnen vinden in? Hij heeft dat in zijn brief van
20 december verwoord. Dat er begrip gevraagd werd vanuit de omwonenden
om met betrekking tot de voorgenomen maximum aantallen van 275 met de
restcapaciteit van 50 en dat dit in ieder geval gefaseerd zou moeten worden
in tijd. Dat is ook hetzelfde geluid wat in de richting van de fracties is
bepleit, want we hebben dat ook terug kunnen horen in het overleg wat op 12
januari heeft plaatsgevonden tussen de fractievoorzitters en de
vertegenwoordiger van W.V.C.waar dat element een zeer belangrijk
onderdeel heeft uitgemaakt van de tijd die we daar aan besteed hebben. Hij
herinnert de raad aan het feit dat na het middernachtelijk uur toen ook de
handreiking op tafel kwam in de richting van dhr. Utens waar toen het
bekende artikel 4, lid 4 is aangevuld met een zinsnede waarop hij toen heel
sportief heeft gezegd, dit is onderhandelen, hier biedt men een mogelijkheid
om op verder te gaan. Dat is niet onbelangrijk zo'n uitspraak. Niet dat hij
daar dhr. Utens aan bindt, het geeft alleen maar de stijl weer en de
sfeer weer, waarin gepoogd is om duidelijkheid te verschaffen, niet alleen
voor de raad zelf maar ook om de belangen van alle betrokkenen,specifiek
de belangen van de omwonenden te overwegen. Dan lijkt op dat moment de
oplossing in zicht. Die oplossing lijkt nog meer in zicht als hij vervolgens
het artikel in het Brabants Nieuwsblad van 30 januari 1988 erbij neemt waar
de heer Ceelen, als secretaris van het buurtschap de Meeren een aantal
citaten doet. Dan koppelt hij even terug naar de afspraak van 20 december en
het gesprek in de commissie bestuurlijke aangelegenheden rondom die
aanvulling van lid 4 van artikel 4. Hij citeert uit het Brabants Nieuwsblad
van 30 januari de letterlijke woorden zoals ze hier staan vermeld "wij
hebben de indruk dat een groot gedeelte van de bevolking achter ons voorstel
staat nl. begin met 100 asielzoekers misschien wat meer, en na een jaar
blijkt dan wel hoe het loopt. Zoals de ministeries het willen, worden wij
gelijk geconfronteerd met een onevenredig aantal asielzoekers. Wij
denken dat die verhouding ten opzichte van de omvang van ons dorp niet klopt
en wellicht problemen gaat veroorzaken. Die passage is wezenlijk omdat men
later toch wel twijfels gaat krijgen van komen er nu nieuwe eisen of ligt
hier nu inderdaad de mogelijkheid om met elkaar tot overeenstemming te komen
en te zeggen niet vanaf het begin die volle mep, maar start met een beperkt
aantal op en laat ons vervolgens kijken hoe we naar de uitbreiding
toegroeien". Waarom citeert hij dit? Omdat in hetzelfde artikel ook
vermeld staat dat het buurtschap een brief heeft gezonden aan de minister
van W.V.C. waarin een aantal zaken worden opgesomd. In het telefoon gesprek
wat hij met dhr. Ceelen heeft gehad, daags nadat het raadsvoorstel door
B&W was vastgesteld, heeft hij dhr. Ceelen ook gevraagd naar de waarde
van een aantal andere zaken die hij in dat artikel letterlijk verwoord
terug kan vinden. Die op z'n minst de richting uitgaan van laster en smaad.
Hij heeft hem ook gevraagd om die stellingen te onderbouwen en hard te
maken. Want ze zijn wezenlijk voor het vervolg en ook wezenlijk wat vanuit
de gemeente aan betrouwbare figuren, inclusief raadsleden in de richting van
de bevolking wordt gedaan. Hij heeft tot op heden daar geen onderbouwing van