- 56 - praktijk weinig of niets van terecht komt. Het is puur een mentaliteitskwestie, die eigenlijk rust bij de bevolking. Over de leegstand in het buitengebied daarvan zegt hij dat het bij een constatering blijft. Wanneer de raad zegt dat we straks dat moeten gaan bekijken en in één goed plan naar voren brengen wat we daarmee gaan doen, daarvan denkt hij dat dat ook geen goed idee is.Men kan daar geen totaal plan voor maken. Hij denkt dat het goed is om in ieder geval te weten dat dat probleem op ons af komt. Het lijkt hem zinvol omdat dat nog eens keer samen met de mensen die het plan buitengebied hebben opgesteld, een keer in de commissie Ruimtelijke Ordening te brengen. Hij kan zich niet voorstellen dat het alleen de gemeente Rijsbergen is die dit probleem heeft. Hij denkt best dat het gewoon over heel Nederland speelt. Betreffende het dorpsplan denkt hij dat men niet terug kan vinden dat hij ooit die belofte gedaan heeft. Hij weet dat dhr. Verpaalen het ooit gevraagd heeft. Hij heeft toen gezegd dat het hem moeilijk lijkt om vanuit de commissie die er dan op dat moment is dat hij daar iedere keer verslag van maakt en aan de raadsleden toestuurt. Hij heeft toen gezegd dat de raad een totaalplan voorgeschoteld krijgt en daarover kan men gaan discussiëren. Hij belooft de raad dat hij verslag doet van de werkwijze en hoever dat we zijn met het werk in de commissie R.O. Dat heeft heeft hij tot nu toe altijd gedaan. Dhr. Verpaalen merkt op dat hij duidelijk kan herinneren dat toen hij die vraag gesteld heeft in de commissie, dat de voortgangsrapportage ter inzage gelegd zou worden voor de raadsleden. Dat zou geen probleem zijn. De raadsleden zouden op de hoogte worden gehouden van de voortgang van dat project zodat niet op een gegeven moment de besluitvormingsfase als een donderslag bij heldere hemel komt. Dhr. Jochems denkt er van zijn kant geen enkele probleem is. Alleen hij acht geen enkele reden aanwezig dat wij op dit moment al met een rapportage naar de raad toe zouden komen. Wij hebben eigenlijk in de commissie nog niets anders gedaan als de zaak geïnventariseerd. Wanneer het zo mocht zijn dat er vanuit de commissie invulling daaraan wordt gegeven dan lijkt het zeker zinvol dat men in december of half januari daar een rapportage over krijgt. Daar heeft hij geen enkel bezwaar tegen. Over het bedrijventerrein zegt dhr. Jochems dat mevr. van den Bemd het steeds over starters heeft. Het bedrijventerrein is dus niet voor starters. Het bedrijventerrein is er voor iedereen. Dhr, van den Bemd merkt op dat door verschillende fracties teruggekomen is op een aantal antwoorden die gegeven zijn. Met name de subsidieverordening leeft bij elke fractie om die nader te onderzoeken. Dat gaat ook de komende tijd gebeuren. We zullen daar niet zo lang mee wachten als dat vorig jaar is toegezegd. Over het standpunt van het college omtrent minderheids groeperingen, die eventueel ook de toekomst binnen onze gemeente gehuisvest zullen worden daarvan zegt hij dat het college zich kan vinden in de drie punten die mevr. van den Bemd als voorwaarden in de begrotingsbeschouwingen heeft opgenomen namelijk een zorgvuldige opstelling,een positieve benadering en een duidelijke voorlichting naar de bevolking toe.

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1987 | | pagina 95