a
- 53 -
waaruit het rapport Haskoning is gevolgd. In relatie tot het totale
beleidsbepalende aspect, is onze fractie van mening dat met name het laatste
stuk van het traject tamelijk geforceerd heeft plaatsgevonden in die zin dat
na de laatste commissievergadering waarin dat aan de orde is geweest aan de
fracties is gevraagd om hun mening op papier te zetten. Dat heeft later
geresulteerd in het huidige voorstel maar dan spreken we slechts over een
dag of acht. Dat vinden wij tekort om in het totale financiële beleid van de
gemeente over een dergelijke ingrijpende zaak nu een oordeel te moeten
vellen. Zoals in de algemene beschouwing wel eens even aan de orde is
geweest, is de reservering in het lopende boekjaar ongeveer 1 miljoen. Dat
betekent dat binnen het huidige gevoerde beleid kennelijk binnen die
begroting een behoorlijke reserveringscapaciteit zit. Ongeacht welke
bestemming dat men aan die gelden gaat geven. Ook dat aspect moet men eerst
in het totale beleidsmatige financiële aspect meenemen voordat men op
onderdelen gaat bekijken waar men met die reservering naar toe moet. Hij
heeft in eerste instantie gezegd dat de reserves zonder nadere bestemming
dat de raad over de bestemmingen van deze reserves uitspraak moet doen. Dat
is natuurlijk duidelijk. Maar het kernpunt op dat moment was dat wij van
mening zijn dat men hangende de discussie en het door de raad bepalende
beleid t.a.v. de reserves zonder nadere bestemming gebruik zouden kunnen
gaan worden in een richting die niet past binnen het totaal door de raad
vastgestelde kader in de voorgenomen discussie van het project "waar willen
we heen met de reserves voorzieningen en fondsen". Als volgende argument zou
hij willen aanhalen de laatste zin in de meerjarenraming die luidt "bij
ongewijzigd beleid zullen in de onderhavige jaren de middelen nagenoeg
toereikend zijn om de geplande investeringen uit te voeren". In die geplande
investering zijn de investeringen t.a.v. vervanging van het riool niet
meegenomen.
Dhr. Vogels interrumpeert en merkt op dat de cijfers van de
meerjarenbegroting op dit moment weinig echte waarde hebben. Dat is gebleken
in de afgelopen jaren. Het is ook niet terecht om die cijfers als werkelijke
cijfers te hanteren.
Dhr. Verpaalen zegt dat de gemeente Rijsbergen altijd vrij sterk geweest
is in het doen van investeringen die niet in het meerjarenprogramma
voorkwamen. Dat geeft een beetje aan, de manier waarop we in het verleden
altijd gewerkt hebben. Ieder kan dat uitleggen zoals hij wil.
Bij ongewijzigd beleid zullen de middelen nagenoeg toereikend zijn om de
geplande investeringen uit te voeren. Dat trekt hij dan door naar het
volgende: bij ongewijzigd beleid zullen de uitkomsten waarschijnlijk ook
nagenoeg ongewijzigd zijn. Daaruit concludeert hij dat ook het college in
de komende jaren geen redenen aanwezig acht om te verwachten dat de
overschotten zoals wij die gewend zijn, ophouden te bestaan. Een reden te
meer om te zeggen, op dit moment moeten wij eerst een beleid formuleren ten
aanzien van de reserve voorzieningen en fondsen. Reserves die wij noch in
onze begroting hebben staan, en waar we een forse rentebijschrijving op
plegen ten laste van van de begroting 1988, zijn van dien aard dat de
discussie binnen het vormen van een speciaal fonds ten behoeve van de
riolering op dit moment nog niet aan de orde zou moeten zijn, en dat dat pas
aan de orde moet komen als men het totale beleid ten aanzien van
financieringen, reserves en fondsen concreet hebt gerealiseerd. Mogelijk
4