4 de werkgever wordt gegeven. Wij zijn dan ook voornemens om op die wijze de brief te gaan beantwoorden. Met betrekking tot het gestelde onder 3b, daarvoor zou hij het woord willen geven aan wethouder Jochems. Dhr. Jochems zegt dat de vragen zijn gesteld door de heren Utens en Verschueren. Het lijkt hem een hele goede zaak om de vragen die gesteld zijn, voordat het besluit genomen wordt, te bespreken in de commissievergadering ruimtelijke ordening van maart as De voorzitter zegt dat er nog een opmerking resteert van mevrouw van den Bemd m.b.t. het gestelde onder punt 4. Dat is ook een zaak van procedurele kant. Het is tot nu toe altijd gebruikelijk geweest dat wij jaarlijks op deze manier de vaststelling hebben afgedaan. Als men van mening is en er de voorkeur aangeeft om dat in een afzonderlijk raadsbesluit te doen, dan bestaat er onzerzijds geen bezwaar tegen. Ten aanzien van de opmerking aan het ministerie van onderwijs en wetenschappen, daarvoor zou hij het woord willen geven aan wethouder van den Bemd. Dhr^_^jaji^jde_n_Bemd zegt dat de raad op 19 juni 1986 het huisvestingsoverzicht voor de jaren 1987 tot 1990 vastgesteld heeft. Bij schrijven van het ministerie van 21 januari 1987 zegt het ministerie dat zij de goedkeuring doorvoor niet geeft. Het college, na overleg met het schoolbestuur, vindt toch dat wij hier niet zo gauw vrede mee moeten hebben. Dus vandaar dat wij aan uw raad vragen om die zaak in handen van het college te stellen en dan binnen de termijn de zaak opnieuw aan te kaarten. Dhr.Vej:paa_len zegt op het antwoord van dhr. van den Bemd aangaande punt 5, dat hij graag geïnformeerd zou willen worden ten aanzien van de bezwaarsgronden die het college gaat aanhalen. Hij denkt dat het college gemachtigd is om die soort procedures te doen. Hij stelt er wel prijs op dat inderdaad de uitgaande brief naar de Kroon ter inzage komt te liggen. D h r J___v_an__d e n Bemd antwoordt dat aan het verzoek van dhr. Verpaalen zal worden voldaan maar wij hebben wel rekening te houden met het termijn vandaar dat er spoed bij is. Het wordt in ieder geval ter inzage gelegd. Mevr.van den Bemd komt terug op agendapunt 3a. Als men stelt dat het college de bevoegdheid heeft om dit af te handelen, dan zegt zij dat het college inderdaad daar het recht toe heeft. Omtrent de brug- en gunstdagen denkt zij dat

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1987 | | pagina 22