10
een goede zaak om het subsidiebeleid aan een nadere toetsing
te onderwerpen. Met het subsidiebeleid komen we op het
onderwerp financiën, de centen, waar het toch weer altijd om
draait
De begroting is sluitend en we houden zelfs geld over voor
onvoorziene uitgaven en uit te voeren kapitaalswerkenDit is
een positief gegeven, temeer daar het fietspad langs de
Kruispad en de drukriolering al zijn opgenomen. Bovendien
zullen de aardgasbaten de komende jaren minder zijn door de
aansluiting van de onrendabele gebieden.
Door het werk van de financiële commissie kunnen we over de
cijfermatige kant van de begroting '87 kort zijn.
We zullen ons weer richten op de toekomst en dan meer concreet
de meerjarenbegroting.
Dat het maken van meerjarenbegrotingen moeilijk is en al snel
duidelijk wordt dat zelfs één jaar vooruitkijken niet kan
merken we, als we de prognose bij de begroting 86 vergelijken
met de werkelijke cijfers en de prognoses bij de begroting
Enkele voorbeelden:
meerjarenperspectief bij begroting 86; werkelijk 87
aantal inwoners 87; 5450 5575
woningbestand 87, 1805 1830
uitkeringspercentage 541 530
reserve kapitaalslasten; 327.000 106.000
aanvullende dekkingsbehoefte: 198.506 tegen werkelijk 101.400
Ter vergelijking cijfers voor bv, 89;
559.000 resp. 428.074 volgens de begroting 86.
In de onderhavige begroting: 392.000/504.300.
Bij de aanbieding van de begroting 86 schreef u letterlijk
(blz. 112 v.d. bijlagen)
Ik citeer: "Uit deze confrontatie blijkt dat alleen voor 87
onvoldoende middelen beschikbaar zijn, om bij een ongewijzigd
beleid alle voor dit jaar geplande investeringen te reali
seren. Voor de jaren '88 en 89 hielden we over".
De cijfers bij de begroting 87 geven een totaal ander beeld,
nlvoor 87 voldoende middelen, voor 88-89-90 zijn de
middelen ontoereikend.
Wat een wijzigingen in één jaar.
De vraag moet gesteld worden welke waarde we moeten en kunnen
hechten aan cijfers als overduidelijk blijkt dat de bedragen
zo snel én rigoreus wijzigen.
De zaak wordt nog ondoorzichtiger als we de jaarlijkse
overschotten er bij betrekken. Overschotten die ontstaan door
wisselende factoren, maar toch steeds weer overschotten,
ondanks reële ramingen.
Bovendien moeten we ons rekenschap geven van het feit dat de
aangegeven bedragen t.b.v. de dekkingsbehoefte niet reëel
zijn, in die zin, dat steeds een lager bedrag nodig is, omdat
de investeringen niet allemaal op 1 januari van het lopende
dienstjaar worden gedaan. Wat moeten we nu met deze gegevens?