28
maken. Een andere opmerking is gemaakt dat men vroeger ook al
eens met stichting te maken heeft gehad en daarbij kwam het op
neer dat het op een gegeven moment op de kap van de gemeente
kwam. Hierbij doelt men waarschijnlijk op de vroegere
stichting die het kabelnet heeft beheerd. Die situatie is niet
vergelijkbaar met deze Stichting. Uw opmerking is wel
belangrijk omdat dit weergeeft dat wij in de verre toekomst
niet voor het blok geplaatst worden wanneer men nu zegt
akkoord en straks blijkt dat we gedwongen zouden zijn om
eventueel financiële konsekwenties voor het doen en laten van
de lokale omroep te gaan dragen.
Dhr. Verpaalen zegt dat de minster welliswaar toezicht
uitoefent, maar dan denkt hij dat het stichtingsbestuur
verplicht zou moeten zijn om richting de minister
verantwoording af te leggen van haar benoemingenbeleid opdat
dat controleerbaar zou zijn. Bovendien is uitsluitend het
bestuur gerechtigd om bij tweederde van het aantal stemmen de
statuten te wijzigen zonder dat noch gemeente noch minister
mee beslist. Het Stichtingsbestuur heeft daarin een eigen
verantwoordelijkheid. Dat betekent dat men niet de garantie
ingebouwd heeft dat inderdaad de statuten zo blijven. En
blijven vallen binnnen de richtlijnen van de minster.
De voorzitter interrumpeert en zegt dat dat wel het geval
is. De minister zal ook na afgifte van de vergunning de
wettelijke controle houden op het blijvend representatief
zijn. Dus op het moment wanneer men in de samenstelling
wijziging zou aanbrengen, komt daar wel degelijk de minister
in beeld. Het andere gegeven is, stel als wij constateren dat
daar dingen gebeuren die naar onze mening niet meer zouden
voldoen aan hetgeen wat door wettelijke bepalingen of algemene
bepalingen van bestuur is vastgelegd, dan blijft natuurlijk
altijd de weg nog over om vanuit het gemeentebestuur de
minister te attenderen. Dan zal daar een ministerieel
onderzoek uit volgen en als blijkt dat het inderdaad niet meer
klopt, dan komt er vanzelf de intrekking uit. Het is niet zo
dat één keer gegeven altijd gegeven is.
DhrVogels zegt dat hij toch benieuwd is wat er staat
m.b.t. de familiebanden die er mogen bestaan tussen de leden
van de Stichting.
De voorzitter zegt dat daar niets van bepaald is.
Dhr. Vogels zegt dat hij dit vreemd vindt want nu zou het
een aardig familiebedrijf kunnen worden. Hij denkt dat dat een
zeer kwalijke zaak zou kunnen zijn. Hij speekt geen waarde
oordeel uit over de personen die nu zitting hebben in het