- 9 -
voorstel komen wat voorgelegd wordt aan de raad. U komt
twee keer aan bod nl. in de adviserende fase en in de
besluitvormings-faseDat is ook de achtergrond dat het
college in de gedachtengang van dhr. Verpaalen niet mee
kan gaan door te zeggen van maak het minder. Wij zien er
echter eerder het voordeel in dat waar de raad in haar
maximale mogelijkheid in de advisering betrokken kan worden
dat dat de kwaliteit van de besluitvorming alleen maar ten
goede komt. Derhalve willen wij Uw suggestie niet
overnemen
Dhr. Vogels zegt dat in grote lijnen zijn betoog
neergekomen zou zijn op hetgeen de voorzitter heeft
verteld. Hij denkt dat nog extra benadrukt moet worden dat,
juist met het oog op een andere werkwijze, het
aanbeveling verdient om redelijk zware commissie
vergaderingen te hebben. Hij denkt dat het even wennen zal
zijn, maar als men dit niet doet dan loopt men weer de kans
om te vervallen in de oude werkwijze. Daarmee wil hij niet
zeggen dat priori deze nieuwe werkwijze beter zal werken
als de oude, maar dat gaat men nu bekijken. Daarom moet
heel deze zaak een voorlopig karakter dragen.
Dhr. Verpaalen begrijpt dat de voorzitter het voorstel
van hem niet kan steunen, maar klaarblijkelijk heeft de
voorzitter niet helemaal goed begrepen wat hij gezegd
heeft. Hij heeft alleen gezegd dat in de beleidsvoor
bereiding het commissiewerk een ander accent krijgt dan in
het verleden het geval was, maar dat houdt niet
noodzakelijkerwijs in dat men dan met een meerderheid van
de raad in die commissie moet zitten. Uiteraard wordt de
werkwijze van een commissie anders, puur adviserend en open
in de richting van het college, maar hij heeft bedoelt te
zeggen dat de schijn dan gewekt wordt dat in de commissie
de besluitvorming zou gaan plaatsvinden. Hij zegt niet dat
hij er zo over denkt, hij zegt alleen dat die schijn gewekt
wordt en dat het besluitvormingsproces verplaatst wordt
naar de commissie. Hij denkt dat in dat aspect, als men een
meederheid van de raadsleden in de commissie zet, dat dat
alleen maar versterkt wordt en hij denkt dat men dat moet
vermijden.
De voorzitter denkt toch dat hij moet volstaan met
datgene wat hij in de eerste instantie heeft gezegd. Het
college deelt U mening niet en werpt zeker de suggestie,
als zou er de mogelijkheid zijn van schijn van
besluitvorming in de commissie verre van zich af. Wij delen
dat absoluut niet.
Hij vraagt of dhr. Verpaalen en de fractie met het voorstel
eens is of dat zij zich terugtrekken.
M 3» J