- 8 -
heeft. Hij denkt, door dat men dat grote aantal mensen in
de commissies hebt, dat het eigenlijke karakter van de
commissie als zodanig enigszins aangetast wordt, omdat het
er op kan gaan lijken dat de besluitvorming kan
plaatsvinden in de commissie en niet in de raad. Hij denkt
dat we dat moeten vermijden. Hij denkt dat het geen
negatieve gevolgen heeft om de commissies te verkleinen tot
bijvoorbeeld vijf mensen. Daar hoeft het werk niet onder te
lijden. Hij denkt dat het bovendien als voordeel heeft dat
de commissies slagvaardiger kunnen werken en dat ook de
nieuwe raadsleden zeer zeker net zo snel ingewerkt kunnen
worden in de nieuwe commissies. Bovendien denkt hij dat men
dan meer de mogelijkheid openhoudt om in de raad nog tot
fundamentele discussies te komen. Derhalve luidt ons
voorstel om het aantal commissie-leden, geent ook op het
verleden, terug te brengen tot maximaal vijf, waarbij hij
zich wel degelijk realiseert dat dan de mogelijke situatie
ontstaat dat niet iedereen twee commissie-functies heeft.
Hij denkt echter dat dat voldoende argumenten zijn om
daartoe te besluiten. Zijn voorstel is dan ook om het
aantal commissieleden tot vijf te beperken.
De voorzitter denkt dat hij kan volstaan met een reaktie
op de opmerkingen die door dhr. Verpaalen zijn gemaakt. Hij
denkt dat een deel van zijn opmerkingen betrekking heeft op
een agendapunt wat inmiddels al gepasseerd is nl. de
vaststelling van de verordening op de commissies. Als dhr.
Verpaalen zegt dat men voorstaat om minder leden van de
raad zitting te laten nemen in de commissies, dan laat de
verordening dat toe. Maar waar de verordening de
mogelijkheid geeft van maximaal 6 heeft hij begrepen uit de
opmerkingen van Werknemersbelangen en het C.D.A., dat zij
wel opteren voor het doen bezetten vanuit hun fractie van
twee commissies per raadslid. Het staat vrij om daar al
of niet gebruik van te maken en eventueel te beperken tot
5. Verder maakte dhr. Verpaalen de opmerkingen dat het er
op ging lijken dat besluitvorming al in de commissies zou
plaatsvinden. Hij denkt dat dhr. Verpaalen het nooit
bedoeld kan hebben, ook al zegt hij het wel zo, alleen al
vanwege het feit dat in de nieuwe aanpak juist de bedoeling
is dat, gelet op de discussie die we in november bij de
begrotingsbehandeling hebben gehad, dat de raad in
toenemende mate betrokken wil worden bij het
besluitvormingsproces. En dat het gevolg juist daarvan is
dat in een zo vroeg mogelijk stadium de raad bij dat
besluitvormingsproces is betrokken, en dat betekent dat in
de commissies er geen voorstellen liggen van B&W zoals dat
voorheen het geval was, maar dat er een eerste aanzet
voorligt naar een bestuurlijke taakvorming toe. En dat de
commissies aan het college adviseren omtrent datgene wat in
de commissies wordt voorgelegd, en dat vervolgens B&W, aan
de hand van de uitgebrachte ambtelijke adviezen en
bestuurlijke adviezen vanuit de commissies, tot een