- 46 - niet het hele bedrag wat beschikbaar is voor de investeringslasten moet investeren^ maar een deel vervroegd te gebruiken voor afschrijving. Hij vindt dat, als dat nu pas op tafel komt, dat dat rijkelijk laat is. Hij denkt dat dit in het voorstel van het investeringsplan verwerkt had moeten worden, als dat de mening van het college is. Overigens de vermindering van de algemene uitkering die is in de loop van dit jaar opgesomd en uitgezet in de tijd tot en met 1988. In zijn totaliteit komt dat neer op een vermindering van in totaal 265.000,foplopend van 21.000,in 1984 tot 265.000,in 1988. Tot en met de begroting van 1985, die nu voor ons ligt, is er van het totaal van 265.000,korting, al 147.000,verwerkt. Dat betekent dat wij in de komende jaren gekort zullen worden tot een bedrag van 117.000,Als hij daar naast zet een post die in de begroting 1986 al niet meer voorkomt nl. exploitatiekosten bijdrage aan het schoolbestuur ten bedrage van 135.000, dan is de korting die nog volgt op de algemene uitkering al ruimschoots genivelleerd. Als men de ontwikkeling van de reserves bekijkt dan ziet dat er goed uit. Reserves algemene dienst dalen weliswaar, maar de voorzieningen Algemene Dienst stijgen met een groter bedrag. De overige reserves en voorzieningen stijgen met 6 ton. Dus ook dat is, denkt hij, niet een reden om pessimistisch over te zijn. Een andere reden om niet erg pessimistisch te zijn is, dat in onze begroting verwerkt zit een totaal bedrag aan afschrijvingen van 535.000, Als hij daar de overeenkomstige rentelasten bijpakt dan komt hij aan 6 ton. Dat is dus de vermindering die we te verwachten hebben. De stijging die we te verwach ten hebben is afgerond 250.000,Dus zegt hij, gaan we er niet op achteruit. Dus als wij het volledige bedrag investeren zal de beschikbare ruimte niet afnemen. Daarom zal er weliswaar bij een vermindering van de algemene uitkering in de eerst komende jaren en bij gelijkblijvende afschrijvingsmethodiek de ruimte in de naaste toekomst niet afnemen. Hij denkt dat deze systematiek één van de belangrijkste oorzaken is van de overschotten die wij de afgelopen jaren hebben gehad. Nu zal het duidelijk zijn dat hij absoluut niet het principe hanteert van "na mij de zondvloed"want zolang wij meer afschrijvingen met de daaraan gekoppelde rentelasten in onze begrotingen verwerken dan de nieuwe afschrijvingen en de daaraan gekoppelde rentelasten opvoeren, dan gaan we dus vooruit en niet achteruit. Dat was de eerste opmerking. De tweede opmerking is dat het investeringsplan, zoals door het college gemaakt is, uitgaat van bestaande onderwerpen die verspreid over een aantal jaren, zullen voorkomen. Maar echt nieuwe dingen die in de tijd nodig zijn en inspelen op maatschappe lijke en sociaal-economische omstandigheden, die komt hij niet tegen. En dat is waar men een nieuw beleid op moet baseren. En natuurlijk als de heer Vogels zegt, en de voorzitter sluit zich daar bij aan, dat hij dat niet kan rijmen. Enerzijds verwijt de spreker het college het niet ontwikkelen van een nieuw beleid, en anderzijds vult hij zelf het hele investeringsplan in. Dat zijn twee zaken die niets met elkaar te maken hebben. Hij kan best een heel investeringsplan invullen, maar daarnaast ook impulsen verwachten van het college, om te komen tot een ontwikkeling van een nieuw beleid, en ook impulsen verwachten of te mogen verwachten voor het afstemmen van het beleid van de gemeente op de behoefte van nu en de komende jaren. Hij heeft met opzet, uit het oogpunt van werkgelegenheid, die herstratingen in het buitengebied meegenomen, omdat daar relatief veel arbeid in zit.

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1984 | | pagina 96