- 8 -
departementen vertegenwoordigd zijn)Dat betekent dat Gedeputeerde
Staten niet in de hand hebben wat de P.P.C. aan opvattingen heeft, ook
niet in de hand mag hebben want het is een onafhankelijk advies
orgaan aan gedeputeerde staten. Maar tussen die twee organen de P.P.D.
aan de ene kant en P.P.C. aan de andere kant is toch een zekere
overeenstemming gebleken omdat het door spreekster bedoelde terrein niet
geschikt geacht is en bovendien verwijst men naar andere terreinen
waarover nader gepraat zou kunnen worden.
Nu heeft hij begrepen dat hier de gedachten andersom liggen. Dan kan
hij alleen maar aanraden om als de bliksem het bestemmingsplan bedrijven
terrein tot ontwikkeling te brengen en kijken hoe het uitpakt. Als hij
dan gewoon een menselijk advies mag geven, gezien zijn ervaringen
op bestuurlijke en ander terrein, dan zou hij zeggen om nooit op een
zaak te gokken. Hij zou zorgen om zowel het een als het ander te doen.
Men wil gelijk krijgen op een bepaald punt. Als men dat nu wil dan
moet men er zijn best voor doen. Maar veiligheidshalve zou hij ook maar
een ander terrein overwegen, want als het nu mislukt dan heeft men
tenminste de kans, als men op een ander punt gelijktijdig op twee sporen
wandelt, op tijd planologisch bereikt heeft dat men daar mogelijkheden
heeft om via procedures over grond te beschikken, waardoor die bedrijven
die men zo graag uit de kom weg wilt hebben, daar ruimte voor
heeft. Want er is op dit ogenblik geen bestemmingsplan Bedrijventerrein.
En het zou een goede zaak zijn als daar met spoed aan gewerkt zou worden
Provinciale mensen denken goed te adviseren. Wil men die niet volgen
daar kan hij best inkomen. Hij vindt ook dat de gemeente volledig
het recht heeft om z'n eigen plan te willen trekken, maar de raad
moet niet een andere instantie kwalijk nemen dat die bredere belangen
kan laten wegen waarbij gezegd zou moeten worden dat men dit niet kan
toestaan. Er is een hele procedure waarbij men tot de hoogste instantie
kan proberen gelijk te krijgen.
De zaken liggen dus vrij duidelijk. Hij zou niet te lang aarzelen
met die zaken door te zetten. Maar niet op één paard gokken en de
risico's wat spreiden. Hij voorspelt echter dat men dit niet haalt.
Hij is langs het terrein gereden, en hij zegt eerlijk dat er maar
weinig kansen zijn. Het is een discussie die zich afspeelt tussen ons
adviesorgaan en onze dienst en de raad- Gedeputeerde Staten zijn er nog
niet helemaal aan te pas gekomen, hoewel hij wel weet dat gesprekken
met de gedeputeerde hebben plaatsgevonden. Hij zou voorbarig zijn
als hij een oordeel gaf. Maar gewoon door het inzicht en ervaring met
planologische problemen moet hij zeggen dat hij toch wel gevoel ervoor
heeft dat er in eerste instantie de vinger waarschuwend is opgeheven
en gezegd is: kijk nu uit en ga nu niet op die gevoelige plek door.
Het kan heel best waar zijn dat op korte afstand van dit punt wel
ontwikkelingen zijn toegelaten en bevorderd.
Dat hoeft op zich zelf geen argument te betekenen dat er een scherpe
scheiding kan liggen tussen twee gebieden maar dat men juist pro
beert om afrondingen te bevorderen.
De verbindingen vormen ook een probleem. Hij denkt dat er wel wat
planologische argumenten te bedenken zijn waarom men dit niet zou
kunnen doen. En wellicht en waarschijnlijk heeft de raad hele zinnige
en legitieme argumenten om dat wel te willen doen. Mevr. van den Bemd
heeft er een stel opgesomd, dus moet men maar door gaan met die
procedure en maar kijken wat er van komt. Maar hij denkt dat het
verstandig is omdat niet uitsluitend te doen. Er dienen mogelijkheden
te zijn om een bedrijf uit te breiden. Een bedrijventerrein moet er
komen. Daar is ook geen verschil van mening over. Men heeft zelfs
getracht er aan mee te werken om de raad te adviseren. Uit zijn
aantekeningen begrijpt hij dat er al geruime tijd enig overleg is.