- 3 - DhrGoos wil nog even terug komen op die hele moeilijke vraag die nooit beantwoord kon worden. Nu heeft hij inmiddels schriftelijk antwoord gekregen. Dat antwoord kende hij al wel. Hij zou nu even willen vragen aan de portefeuillehouder van gemeente-eigendommen iets over een ander huur- kontract van wethouder Nooren zelf, 5980 meter worden verhuurd voor 161,46. De aanvrager van dit perceeltje dat een grootte heeft van 3885 m2 daarvoor is een huur gevraagd van 100,per vier maanden. Dat is 300, per jaar. Nu vraagt hij zich af of dit redelijk is ten opzichte van elkaar. Betaalt nu de ene te veel of de andere te weinig. DhrNooren zegt dat hij na afloop van de eerste vergadering, toen daar over gesproken is en de vraag gesteld is door de heer Goos, daar mondeling op geantwoord heeft. Toen heeft dhr. Goos gesteld, dat als hij het zo geweten had hij er geen vraag over gesteld had. Dat hield voor de wethouder in dat dhr. Goos hiermee akkoord ging. Er is een uitleg gegeven op papier die de gedachtengang van het college redelijk inhoudt. Wanneer de heer Goos zegt dat dit bedrag toch te hoog is berekend dan had de wethouder toch graag dat hij een berekening op stelde waardoor het voordeliger uit zou komen. Het is wel werk voor niks want die man accepteert dit niet. Het jaar is voorbij en dan wordt dat stuk grond ergens anders voor bestemd. Wanneer men iets over die pacht wil vragen dan kan hij alleen maar zeggen dat dat door de grondkamer is vastgesteld. Daar is weinig aan te veranderen. DhrGoos wil zeggen dat die man het niet geaccepteerd heeft omdat hij het op dat moment te duur vond. In eerste instantie was dhr. Goos het echt eens met het antwoord van wethouder Nooren maar toen dacht hij dat het één jaarhuur zou worden van 100,Hij denkt dat de heer Nooren ook niets accepteert wat niet op papier staat. Het moet eerst op papier komen en zodoende heeft hij die vraag nog eens gesteld. Wethouder Nooren vraagt wat er dan op papier moest komen. DhrGoos zegt dat de wethouder dit aan zag als de huur voor een heel jaar. Maar nadien dacht dhr. Goos dat iets wat zo op papier staat dat zou wethouder Nooren ook niet accepteren. Wethouder Nooren vraagt wat er nu wel of niet geaccepteerd wordt. Dhr. Goos zegt 3 x 100,is 300,en dat is niet 100,per jaar. Hij zegt dat wethouder Nooren dit ook niet zo zou accepteren om te zeggen er staat 100,per vier maanden op papier. Dhr. Nooren denkt toch dat hij toen een redelijk verhaal verteld heeft. Wanneer men zegt dat wordt dan een jaarhuur van 300,Dan moet men het toch anders zien. Er zijn wat communicatiestoornissen met de heer Langen, die de zaak benaderd heeft. Er is toen een maand verstreken zodoende is eigenlijk de termijn waar het over gaat wat korter geworden. Het uitgangspunt is geweest van mei-juni. En daar is die berekening voor opgesteld en dan zal iedereen zeggen dat wanneer voor die termijn tot 31 december van dit perceel gebruik kan worden gemaakt voor paarden, dan lijkt het hem een normale zaak om te zeggen het is niet duur. Wanneer men het over andere percelen heeft dan komen er met een pachtcontract andere huren naar voren vanwege de grondkamer dan wanneer men spreekt over gewassenverkoop. Dit was in feite een gewassenverkoop. Er is extra werk aan geweest voor de ambtenaren en dat is verrekend in een bedrag van 100,om in die tijd paarden te weiden, wat een heel gering bedrag is. Dat is het uitgangspunt geweest. Verder worden de notulen vastgesteld.

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1982 | | pagina 36