- 7 -
de raad te komen. Hij denkt dat men de raad dan niet helemaal serieus neemt.
Kort samengevat als bureau Arnhem op eigen gelegenheid de zaak heeft over
schreden is het jammer voor bureau Arnhem maar daar wenst hij dan niet aan
mee te betalen. Heeft B&W het gedaan, dan vindt hij dat B&W het zelf moet
betalen. Hij vindt nl. niet dat men kan verkopen om een opdracht in juni 1980
te verlenen, en dan in februari 1982 voor een krediet mee in de raad te komen.
Dhrvan Aert zegt dat men zijn mening aangaande 2 december 1981 weet.
De opstelling van zijn persoon t.o.v. het plan was ook negatief. Hij vind als
men een goed plan gemaakt had, waar elke Rijsbergenaar zich in had kunnen
vinden, dan was men nu misschien akkoord gegaan. Maar op deze manier kan het
zijn goedkeuring niet krijgen. Hij is er tegen.
Dhr. Goos gaat terug hoe het krediet beschikbaar is gesteld voor dit plan.
In de eerste raadsvergadering is deze zaak aangehouden omdat men precies
wou weten wat er gebeurt. Geef de specificatie van dat plan. Uit de tweede
vergadering bleek dat men verschillende dingen zelf had. Over het T.N.O.-
geluidsonderzoek, de telling van de aktiegroep wegverkeer, die konden
allemaal van die offerten af. Toen heeft het college de opdracht gehad
om met Heidemij rond tafel te gaan zitten en het krediet van 60.000,
heeft de raad toen toch beschikbaar gesteld om niet in moeilijkheden te
kunnen komen. Het college heeft de aftrekpostjes met hun besproken en die
hebben ze goedgekeurd. Hij zou graag van de voorzitter horen hoe de afspraken
gemaakt zijn en hoe die op schrift gesteld zijn.
Dhr. Verpaalen vond de stukken die ter inzage lagen een verwarrende zaak.
Men moest goed op z'n tellen passen anders ging men verkeerde dingen met
elkaar vergelijken. Maar in principe gaat het hem niet zo direct om de
cijfers die daar ter inzage lagen. Hij had nl. verwacht en hij vindt ook dat
dat nodig is wanneer men over een dergelijk onderwerp praat dat beide
cijfers zo wie zo ter inzage lagen.
In de eerste plaats de offerte die op basis waarvan de raad destijds het
bekende krediet van 60.000,heeft gevoteerd. In de tweede plaats vindt hij
dat bij de stukken aanwezig had moeten zijn, de opdracht respectievelijk
opdrachten die vanuit het gemeentehuis naar de Heidemij gegaan zijn,
waarin nauwkeurig omschreven zou moeten zijn, wat de opdracht aan de
Heidemij was. Per onderdeel eventueel zover als het bekend was bij
Adviesbureau Arnhem, wat daar de kosten van waren, waarbij bovendien een
clausule zou zijn moeten opgenomen t.a.v. meer en minder werk.
Dhr. Goos heeft al even aangeroerd dat wij destijds duidelijk uitgesproken
hebben, dat er verwacht kon worden dat er een hoeveelheid minder werk zou
zijn, omdat een aantal gegevens uit andere bronnen hier ten gemeentehuize
bekend waren. Daar is naar hij aanneemt wel eens over gesproken. Maar ook
daarvan is bij de stukken niets terecht gekomen. Dat heeft tot gevolg dat
wanneer men de stukken bekeken heeft dat men alleen maar een aantal cijfers
heeft gezien waaruit geen enkele motivatie is op te maken t.a.v. de al of
niet terecht zijn van deze overschrijding. Dit en met name de chronologische
volgorde van de feiten, zoals die althans voorzover men die heeft kunnen
opmaken uit de cijfers, is een vreemde zaak in die zin dat er wanneer er
een eerste offerte komt 57.000,00 en er komt dan nog een keer een offerte
van 14.000,dan denkt hij dat dan op dat moment de lamp op rood
moet springen. Als hij dan ziet dat die laatste offerte, die voor een groot
gedeelte de overschrijding veroorzaakt, bestaat uit de offerte voor het
organiseren van een informatieavond en een inspraakavond, dan meent hij
zich te herinneren dat destijds duidelijk gesteld is met name door
mevrouw van den Bemd dat het krediet is gevoteerd en dat het betreffende
bureau rekening moest houden met voldoende ruimte voor het geven van
inspraak aan de bevolking omdat daardoor alleen die zaak gedragen zou kunnen
worden. Als dan blijkt dat adviesbureau Arnhem in mei 1980 een offerte
uitbrengt voor een informatieavond die dan uiteindelijk gehouden is op
17 oktober 1980 en de tweede op 2 december 1981 dan vraagt hij zich af