- 2 -
De heer van den Bemd is van oordeel dat volgens deze brief van A. Jansen
burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de normen.
De voorzitter zegt dat allereerst de procedure bij de raad van state moet worden
afgewerkt.
De heer van den Bemd vraagt naar aanleiding van punt 3 om de brochure van
de bouwregistratieverordening te mogen ontvangen. Voorts vraagt hij wat het
college verstaat onder het begrip "beunhazerij".
De voorzitter antwoordt dat dit begrip het college niet heeft bedacht maar
dat heeft het ministerie bedacht. De vraag moet aan het ministerie worden
gesteld.
De heer van den Bemd herhaalt wat het college verstaat onder het begrip
"beunhazerij" naar aanleiding van het ingekomen stuk.
De voorzitter dacht dat hierop geen antwoord behoeft te worden gegeven.
De brochure kan men krijgen. Bovendien is over dit onderwerp meerdere correspondentie
Het gaat ter bescherming van de werkgevers. Dit is geen zaak van de lokale
overheid, maar 'n zaak dat landelijk dient te worden geregeld. Uit deze brief blijkt
dat verscheidene gemeenten deze verordening hebben vastgesteld, maar meerdere
gemeenten hebben de verordening niet vastgesteld. Het college is vooralsnog
van oordeel om de vaststelling van deze verordening te bevorderen. De centrale
overheid zal dit eerst dienen te regelen.
De heer van den Bemd blijft bij zijn vraagstelling en zal de vraag schriftelijk
indienen.
De ingekomen stukken worden vervolgens voor kennisgeving aangenomen.
4. BEHANDELING VAN DE VOORLOPIGE VASTGESTELDE REKENING 1979 VAN HET STREEK -
ARCHIVARIAAT NASSAU-BRABANT
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten conform het
voorstel van burgemeester en wethouders.
5. VASTSTELLING VAN DE SLOTWIJZIGINGEN VAN DE BEGROTINGEN 1980 VAN HET WONING-
en GRONDBEDRIJF EN VAN DE ALGEMENE DIENST.
De heer Martens, voorzitter van de commissie financiën, vindt het een tegenvaller
dat het batig slot met ongeveer 30.000,00 is verminderd.
Het verheugt hem dat het voorstel van de commissie is overgenomen.
De commissie is van oordeel dat de reservering voor grote werken een indikatie
heeft gekregen waarvoor het zou kunnen dienen. Het is nu wel in een begrotings
wijziging neergelegd, maar indien er urgentere werken aandienen dan zou deze
reserve daarvoor kunnen worden gebruikt.
De voorzitter antwoordt dat de tegenvaller zit in hoofdstuk IX. Men heeft op de
uitkeringen van sociale zaken geen greep. Maar hij is blij dat dit nu aan de orde
is gekomen. Het is inderdaad een verschil van 30.000,00. Wat de reservering betreft
dit kan bijvoorbeeld een ponyterrein zijn.
Hij neemt aan dat de commissie financiën stelt dat het voor een ponyterrein is
bestemd maar indien er urgentere werken zich aandienen dan kan het ook bestemd worden
voor andere werken. Hij vraagt of deze interpretatie juist is.