met alle problemen van dien. Het lijkt hem het beste om een bankgarantie af te geven en de gemeente eventuele schade zelf te doen herstellen. Tijdelijke verkeersmaatregelen kunnen burgemeester en wethouders nemen. Dat is de reden dat het college de borden reeds heeft geplaatst. Het bedrag van 40.000,00 handelt over het verbeteren van het gehele verbeterde gedeelte. Wat de asdruk betreft als hij het goed begrepen heeft gaat dit over de achteras. Het is niet de bedoeling dat men het gaat verdelen op de wijze zoals de heer Verpaalen heeft aangegeven. Als de weg door zandtransporten echt kapot gereden wordt dan is het niet de bedoeling dat de gemeenschap dit moet betalen. Nu al is het weggedeelte opgenomen zoals het er nu bijligt zowel fotografisch als in een rapport. Incidenteel zal er wel eens een wagen overkomen welke zwaarder is dan 7-ton maar deze zal met een ontheffing moeten werken, maar deze veroorzaken niet de schade. Maar het zit in de frekwentie dat de schade optreedt. De vergunning is vijf jaar geldig. Vandaar dat dit met het provinciaal bestuur is opgenomen en men het advies heeft gegeven om deze weg te volgen. Na de ontgronding kan de raad het provinciaal bestuur weer verzoeken om deze maatregel in te trekken. Anders wordt het als men er een B-weg van maakt. Dan blijft het een B-weg. Door andere gemeenten wordt met argusogen gekeken naar deze maatregel. Ook andere gemeenten zullen dan in de toekomst deze stelregel gaan volgen, want er zijn ook al gemeenten die in de zorgen zijn gekomen. Feitelijk is deze zaak niet voor de gemeenschap maar voor de vervoerder. Hij moet wagens inzetten met lagere asdruk of betalen. Met een verklaring vooraf heeft hij moeite temeer omdat in een andere context men daar reeds nare ervaringen mee heeft. Men hecht aan deze verklaringen weinig waarde. De heer van den Bemd merkt op dat het inzetten van wagens met minder asdruk in praktijk niet gebeurt. Transporten vinden plaats met zware wagens. De voorzitter ontkent dit. Het behoeven niet altijd wagens te zijn boven de 7-ton Dit valt erg mee. Iedereen is het eens met het feit dat dit kapotrijden niet verhaald moet worden op de gemeenschap maar op betrokkene. Op welke wijze dit moet geschieden is dan een keuze. Het onderhavige voorstel lijkt dan een mogelijkheid, wat overigens ook besproken is met de vergunninghouder. De heer Verpaalen zegt dat de voorzitter spreekt van een ontheffingsmogelijkheid voor het andere verkeer. Hoe ziet men dit in praktijk. Hij kentbepaalde transportfirma's wanneer zij op een bepaalde weg moeten zijn daags van tevoren dit moeten aanmelden en een bepaald bedrag in geld moeten storten en dan mogen zij er eenmaal over rijden. Dat lijkt hem een problematisch gebeuren omdat niet alle transporten daags van tevoren gepland zijn. Hij zou liever zien in dit geval een algemene ontheffingsregeling voor bepaalde firma's die daar regelmatig moeten komen, hij denkt aan firma's die bij agrarische bedrijven veevoer moeten brengen. Zij moeten niet gebonden zijn voor het aanmelden van elk transport. Burgemeester en wethouders kunnen deze maatregel nemen voor een periode van drie maanden. Hij vraagt of het toegestaan is om na drie maanden de borden voor een dag weg te halen en daarna weer een periode van drie maanden in te laten gaan of moet er dan minstens een periode van enkele jaren tussen zitten. Een ander belangrijk punt vindt hij de periode waarover de ontgronding zich uitstrekt n.l. vijf jaar. Als blijkt dat de weg na twee jaar reeds kapot gereden is zodat er fatsoenlijk transport over de weg niet meer mogelijk is en de ontgronding is nog niet gereed, wie betaalt dan de kosten van de tussentijdse reparatie De controle is opgedragen aan de politie. Daar ter plaatse worden de wagens eruit gepikt en gedirigeert naar een of andere weegbrug. Hij vraagt wie in dergelijke gevallen de kosten betaalt.

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1981 | | pagina 37