- 4 - In de slotwijziging heeft men kunnen zien dat Rijsbergen moet bijbetalen. Dit is een van de weinige gemeenten. Dit komt omdat in een jaar tijd Rijsbergen van 22 naar 36 werknemers is gestegen. Van deze kosten komt ongeveer 80% terug via de kosten sociale zorg ing. de Financiële Verhoudingswet. Het aandeel van Rijsbergen is derhalve niet zo groot. De heer van den Bemd merkt naar aanleiding van het betoog van de voorzitter op dat deze door zijn funktie dicht bij het dagelijks bestuur zit. Hij wil daarom de suggestie meegeven dat men positief wil onderzoeken of variatie in werk ook inpasbaar wordt voor deze mensen. De mensen worden bij het aannamebeleid ergens ingepast, doch in dit kringetje blijft men altijd meedraaien. Sommige mensen zijn naar een bepaalde tijd uitgekeken op zo'n object. Deze willen dan veranderen. In een vrij beroep gaat dit makkelijker dan bij de W.S.W. De voorzitter heaamt dit. Men moet met twee factoren rekening houden. In de eerste plaats bij het aannamebeleid komt ieder geval in aanmerking voor aangepast werk. De mensen moeten derhalve op de juiste plaats terecht komen Dit kan zo zijn dat hij ook iets anders kan dan waarvoor hij is aangenomen, maar het kan ook zijn dat het te zwaar wordt dat men terug moet. Nogmaals dit treft veel zorg bij de uitvoering. Men spreekt over mensen en vooral wordt veel aandacht besteed aan de begeleiding. Hij geeft de garantie dat aan de opgeworpen kwestie alle aandacht wordt besteed. Vervolgens wordt besloten geen bedenkingen te opperen tegen de jaarrekening 1979. 5. BEHANDELING ONTWERP-REKENINGEN 1978 STADSGEWEST BREDA. De heer Verpaalen vraagt of het bedrag van 4.917,60 verrekend is of verrekend wordt of aan de reserve van het stadsgewest wordt toegevoegd. De voorzitter antwoordt dat het bedrag wordt teruggestort na vaststelling van de rekening. Tegen deze rekening worden geen bedenkingen geopperd. 6. BEHANDELING "VERORDENING STAANGELD WOONWAGENCENTRA VAN HET WOONWAGENSCHAP BREDA" De heer Martens is het opgevallen dat hier van een tweeledige verhoging sprake is. De buitenobjecten gaan van 16,00 naar 17,00 hetgeen een verhoging inhoudt van 6% en Driekoningenoord zelfs gaat van 7,50 naar 8,50 wat een verhoging inhoudt van 14%. Dit houdt geen steek met de 6% huurverhogincr welke ieder jaar wordt toegepast voor normale woningen. Deze gang van zaken bevreemdt hem. De heer Verpaalen vindt dat wanneer men voor 17,00 per week een standplaats heeft, die niet altijd even riant is c.q. voor 8,50 een standplaats heeft, welke iets minder is, dan zijn de opbrengsten in geen enkele verhouding tot de kosten. In een andere zaak is gediscussieerd over de bouw van schuurtjes, welke niet onaanzienlijk duur waren, hetgeen in feite schuurpaleizen werden. Deze mensen kiezen vrijwillig voor een bepaalde levensvorm en mogen derhalve geen uitzonderingspositie wat dit betreft innemen. Hij kan zich voorstellen dat het op een aantal centra geen ideale plaatsen zijn, maar het feit dat de opbrengsten van die staanplaatsen slechts een fractie vormen van de kosten, rechtvaardigen deze verhoging zonder meer. Overigens zijn er stemmen als men het staangeld verhoogt dan is dit alleen vestzak-broekzak, wat hij ook kan voorstellen. Maar men moet zich daardoor niet laten verleiden om deze staanplaatsen minder dan normaal te verhogen.

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1981 | | pagina 27