- 3 - De heer Verpaalen kan zich met het voorstel van het college verenigen. Hij vindt wel dat de uitspraak van de commissie ruimtelijke ordening tot een misverstand kan leiden. Immers zowel in de commissie als nu lag er een bepaald plan. De commissie brengt dan een advies uit dat, indien er van dat plan wordt afgeweken, er een vergunning kan worden verleend. Maar hij dacht dat in eerste instantie dat plan ter beoordeling lag. Indien overigens het advies van de commissie wordt gevolgd zou de heer Jansen een ander bouwplan in moeten dienen. De voorzitter antwoordt dat het hier gaat om een agrarische bestemming, waartegen door de heer Jansen bij behandeling van het bestemmingsplan geen bezwaren zijn ingediend. Hij wist wat er gaande was. Enkele jaren geleden is een gelijk soortige bouwaanvrage behandeld in de raad. Daarbij is ook de beplanting aan de orde geweest. Hij kan niet zeggen dat de beplanting zo geweldig is. Het kernpunt is dat het gebied bestemd is voor agrarische bebouwing en dan dient het ook in de bouwplannen als agrarische vestiging tot uiting te komen en als zodanig door het college te worden behandeld. Vandaar de weigering door het college. Niets meer en niets minder is aan de orde dan het bouwplan zoals dit is ingediend. Hij meent derhalve dat de bouwvergunning ook door de raad dient te worden geweigerd en hij ziet voorshands voor de problemen van de heer Jansen geen oplossing. Immers er ligt een negatief advies van de Commissie Agrarische Bouwaanvragen alsmede het feit dat het niet agrarisch bestemd is zoals betrokkene zelf stelt waardoor het college niets anders kan doen dan te weigeren. De heer van Aert heeft op de tekening gezien dat er eigenlijk geen uitbreiding van het gebouw plaats vindt. Hij vraagt wat het college zou doen indien betrokkene tot herstel zou zijn overgegaan wat het in weze toch is. Het wordt alleen maar verfraaid. De heer Vogels denkt dat er een aantal zaken meespelen. Immers wanneer men zegt het bedrijf hoort daar eigenlijk niet thuis dan moet men stappen ondernemen om het daar weg te halen. Als men dit niet doet dan vindt hij het een redelijke eis dat men een redelijke schuur mag bouwen. Dat is de kern van de zaak. De heer van den Bemd heeft de tekeningen bekeken en het advies van de welstandscommissie enz. Het is voor hem een verbouwing, een verbetering en zelfs een verfraaiing. De wijziging heeft betrekking op maten als van 20 naar 20, 16 meter en 14 naar 14, 16 meter. Hij ziet dit niet als nieuwbouw doch slechts als verbouwing. Het was in 1975 een gedeeltelijke kostwinning toen de bouwaanvrage in de raad werd behandeld. Nu is het zijn hoofdkostwinning geworden. Hij dacht dat men zo iemand zijn bedrijf zo goed mogelijk moet laten uitvoeren. Dit zeker gezien het feit dat het hier slechts betreft een verbouwing. Alleen de hoogtematen zijn afwijkend om zodoende met het gereedschap goed overweg te kunnen. Indien openbare werken een rapport uitbrengt waarbij men een verbouwing positief beoordeelt dan dacht hij dat het college daar ook positief achter zou kunnen staan. Mevrouw van den Bemd merkt op dat betrokkene geen bezwaar tegen het bestemmings plan zou hebben gemaakt. Hierdoor zou hij volgens de voorzitter met het bestemmings plan akkoord zijn gegaan, maar dit behoeft natuurlijk niet. Immers hoeveel mensen zouden er in Rijsbergen weten wat een bestemmingsplan inhoudt. Betrokkene heeft uitdrukkelijk verklaard dat hij te goeder trouw heeft gehandeld en geen mogelijk heid heeft gehad tot het indienen van bezwaar.

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1980 | | pagina 56