- 10 -
De voorzitter zegt hierop dat het hem toelijkt dat dit een vraag is
gericht aan de andere raadsleden. Hij vraagt of de andere raadsleden hier
iets naar voren wensen te brengen.
De heer Vogels reageert hierop door te stellen dat als men het heeft
over de juiste tijd en plaats het nu niet het juiste ogenblik is omdat de
persoon wiens naam onder het stuk staat niet aanwezig is. Hij wil daarom
voorstellen het onderwerp te verdagen tot de eerstvolgende vergadering
omdat dan alle mensen die erbij betrokken zijn wel aanwezig zijn. Hij kan
zich wel herinneren dat de burgemeester in de raadsvergadering van
december heeft gesteld dat het de visie was van het college van burgemeester
en wethouders, zodat de wethouders ook de tekst onderschreven.
Zo zou men nu kunnen stellen twee van de drie zijn aanwezig, maar hij vindt
dat de burgemeester in deze toch ook een belangrijke persoon in deze
kwestie is, temeer omdat er inmiddels een gesprek heeft plaats gevonden
tussen de vragensteller en de voorzitter van het college. De uitslag
is hem ook niet duidelijk.
Hij is het wel eens dat hij de manier van schrijven nu ook niet toejuicht.
Hij denkt dat ook andere bewoordingen mogelijk waren geweest wat er bedoeld
wordt. Dat is een persoonlijke interpretatie.
De heer Huijbregts merkt op, dat zoals het door de heer van den Bemd gesteld
wordt niet verkeerd is, maar gezien de lengte van de vergaderingen wanneer
men tevoren wordt ingelicht een pluspunt. Wat erover geschreven is^ is ook
niet juist, maar hij heeft later van de voorzitter van het college geproefd
dat hij een en ander heeft hersteld en dat hij iets te scherp en te ver was
gegaan. Maar wanneer men wat later naar de vragen kijkt dan gaat het toch in
de richting van men bedoelt het goed en daar zijn geen achterbakse dingen bij
Maar of het helemaal hersteld is in het gesprek is hem niet bekend.
Overigens vindt hij het systeem van de schriftelijke vragen een goed iets.
Het kan ook de lengte van de vergaderingen wat beknotten.
Mevrouw van den Bemd wil alleen maar bevestigen en onderstrepen wat collega
Martens heeft ingebracht, waardoor de laatste paragraaf van de gewraakte
brief geheel achterwege had kunnen blijven. Er had een geheel andere wijze
van beantwoorden kunnen komen. Zij is persoonlijk in het geheel niet eens
op de wijze wat na de beantwoording van die vragen komt, dat had op een
geheel andere manier gekund, daarbij laat ze de beantwoording van de
vragen nog achterwege. Met het antwoord in het bewuste gesprek is collega
van den Bemd niet tevreden gesteld. Over de inhoud is zij niet op de hoogte.
Maar zij put dit uit het feit dat hij nu weer met deze brief zich tot de
leden wendt.
De heer Goos vraagt of de heer van den Bemd kan toelichten over
het gesprek met de burgemeester.
De voorzitter vindt dat men dan nu tever zou gaan om op alle details
een antwoord te geven. Hij vindt nu de ondertekenaar van de brief tevens
degene die het gesprek heeft gevoerd niet aanwezig is, hij alleen kan
stellen dat de wethouders achter de inhoud van het schrijven hebben
gestaan. Indien de heer van den Bemd een antwoord krijgt dan zit dit
soms ook in de vraagstelling. Indien men zijn vragen scherp formuleert
dan kan men ook verwachten dat het antwoord iets scherper uitvalt.
Maar indien de meerderheid van de raad van oordeel is dat hierop in een
volgende vergadering nog eens op wordt teruggekomen dan kan dit.
Over de inhoud van het gesprek tussen de heer van den Bemd en de
burgemeester zou hij niet verder op willen ingaan.
Er kan nu nog alleen over het navolgende gediscussieerd worden of men is het
eens met het voorstel van burgemeester en wethouders om dit schrijven voor