- 13 - er zonder meer in. Over het algemeen heeft men met deze verenigingen financieel geen enkel probleem. Men vraagt om een uur te mogen voetballen en betaalt. De heer van den Bemd vraagt of men weet wat een zaalvoetbalclub moet neertellen alvorens men in K.N.V.B.-verband mag voetballen. De voorzitter antwoordt dat men zover in Rijsbergen nog niet is. Als men gebruik wil maken als voetballer of tennisser van een hal dan moet men er iets voor over hebben. Met zijn allen moet men een prijs kunnen opbrengen welke redelijk is. Redelijkheid wordt afgetast naar huurprijzen in de omgeving, alsmede getoetst naar de eigen exploitatieopzet. Teveel wordt vastgebeten in het nadelige saldo. Daar is geen enkele reden voor. De heer van den Bemd merkt op dat wanneer men de financiële toestand van de verenigingen kent, waarbij de leden een contributiebedrag betalen dat er in de regel niet om liegt, daarnaast er vele verenigingen zijn die heel wat jeugd onder de hoede hebben, waar de ouders contributie voor betalen, en over aanpassing van de subsidie wordt zelfs niet gesproken, dat bevreemdt hem. De voorzitter zegt daarop dat het nu onmogelijk is om daarover te praten omdat men eerst het eindcijfers moet kennen, alvorens men over incidentele en individuele aanpassing van de subsidie kan worden gesproken. De heer van den Bemd merkt op dat dit voor de verenigingen juist het punt zal zijn of men het financieel zal kunnen halen. De voorzitter zegt hierop indien de gemeente dit niet zou kunnen dan zou men de raad een brevet van onvermogen uitreiken, want dan is men niet in staat om zijn eigen boontjes te doppen. Dat zou dan de enige sporthal in Nederland worden. Dat vindt hij triest. Mevrouw van den Bemd zou toch wel duidelijk willen weten of er bij de verenigingen verwachtingen zijn gewekt of men verhoging van subsidie zal krijgen. Voor haar wordt het een vicieuse cirkel. Immers wanneer de subsidies worden aangepast is het de rest van de gemeenschap die er voor op draait. De voorzitter vindt dat men het zo niet zou moeten doen. Van de andere kant moet men hierin wel reëel zijn indien een bepaalde vereniging echt niet in staat zou zijn de sporthal te gebruiken uit financieel opzicht dan moet daarvoor iets worden gedaan. Het mag niet ten koste van de vereniging gaan. Hij is geen voorstander om in zijn algemeen nu al te stellen om alle subsidies aan te passen nu nog met de bouw moet worden begonnen. Hij weet niet of er verwachtingen zijn gewekt. Maar indien een vereniging reeds voldoende aktiviteiten organiseert, een verantwoorde contributie laat betalen enz., maar door het gebruik van de sporthal in de problemen zou geraken vindt hij het niet juist dat men dan er niet in mag. Immers voor dergelijke verenigingen wordt ook een sporthal gebouwd. Mevrouw van den Bemd denkt dat de verenigingen erg gemakkelijk denken dat de subsidie wordt aangepast omdat men deze bedragen voor de sporthal gewoon in de begroting opneemt. De voorzitter vindt dat men daar als gemeente niet aan mee moet werken. Spreker vindt dat men voldoende gelegenheid heeft gehad om deze zaak te bespreken. Hij wil tot een besluit komen. Hij vraagt nogmaals Werknemersbelangen om dit voorstel te steunen.

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1980 | | pagina 106