-18-
Mijnheer de Voorzitter, wij zijn echter van mening dat de thans voorliggende
cijfers nog steeds geen aanleiding geven tot een paniekstemming en derhalve
zijn wij het met U eens dat mits het bestaande takenpakket adequaat uitgevoerd
kan blijven worden belastingverhoging vooralsnog niet overwogen dient te
worden. Het spreekt voor zich dat de uitgaven in de toekomst steeds kritischer
zullen worden getoetst en op hun merites beoordeeld. Dit zou consequenties
kunnen hebben voor een aantal marginale zaken, welke in eerste instantie
in aanmerking komen om aan de toets der kritiek te worden blootgesteld.
Tegen deze achtergrond verheugt het ons dat de ambtenaar interne zaken van de
begroting is afgevoerd. Tevens dient o.i. minimaal voor het komende begrotings
jaar bekeken te worden in hoeverre ook op langere termijn de personeelsbehoefte
voor uitbreiding behoed kan worden door kritische beoordeling van het bestaande
en toekomstige takenpakket in relatie tot de voorhanden zijnde capaciteiten,
zowel in de breedte als de diepte.
In de huidige planning van aanbieding begroting en behandeling is voldoende
ruimte ingebouwd voor bestudering hetgeen de mogelijkheden van voldoende
diepgang heeft verbeterd.
Ik kan niet achter de schermen kijken bij de opstelling van de begroting maar ik
heb in de laatste weken de indruk gekregen dat de opstelling van het cijfer
materiaal niet tot stand komt in optimaal overleg met de respectievelijke
portefeuillehouders, verantwoordelijk voor diverse hoofdstukken c.q. delen van
hoofdstukken. Het lijkt mij gewenst dat in de toekomst in de procedure ver
beteringen worden aangebracht, zodanig dat vooraf (vóór de aanbieding aan
de Raad) volledige duidelijkheid t.a.v. de opstelling van de cijfers, zowel
kwalitatief als kwantitatief, bestaat over de diverse portefeuilles bij de
verantwoordelijken. Dit zal mogelijk een langere proceduretijd betekenen
maar het schept wel meer duidelijkheid vooraf, legt de verantwoordelijkheid
op de plaats waar die thuis hoort en geeft ook gestalte aan die verantwoordelijk
heid.
Nogmaalsminder ruimte dwingt meer tot een verantwoord en doordacht financieel
beleid.
(In hoofdstuk II) Het Algemeen Beheer van de gewone dienst heeft een nadelig
slot van ruim 1,1 miljoen gulden. De direkte personeelskosten vormen het
grootste deel van de uitgaven. Ruim 10% van de uitgaven van dit hoofdstuk zijn
kapitaalslasten. Externe invloedsfaktorendie mogelijk in de toekomst een
belangrijker percentage dan thans voor hun rekening nemen zijn de bijdragen
voor de gemeenschappelijke regeling Woonwagenschap Breda en de gemeenschappelijke
regeling Stadsgewest.
In deze gevallen zijn de geraamde bedragen nauwelijks hoger c.q. zelfs lager dan
voor 1979. De ervaring heeft echter geleerd dat juist dit soort regelingen in de
loop van het jaar met zodanige begrotingswijzigingen op de proppen komen dat de
geraamde bedragen aanzienlijk overschreden worden.
In dit verband rijst de vraag in hoeverre vorderingen gemaakt zijn betrde
lokale vestiging van woonwagenbewoners en wat op langere termijn de consequenties
zijn voor de te betalen bijdrage op de hoofdstuk c.q. de consequenties a.h.v.
ervaringen elders opgedaan op andere hoofdstukken van de begroting.
Op het Stadsgewest wil ik gaarne later terugkomen.
Onder dit hoofdstuk valt ook de verstrekking raadsagenda's
Ten aanzien van de inhoud van de raadsagenda1s heb ik de indruk dat sinds
we de mogelijkheid voor ruimere verspreiding hebben geschapen de relevante
informatie in die agenda's aanzienlijk minder is geworden, hetgeen niet
onze bedoeling is geweest toen het voorstel in die richting is gedaan. Ik wil
dan ook aandringen op vermelden van die informatie die maximaal mogelijk en
toelaatbaar is om meer recht te doen aan de geest van het openbaar zijn van
deze agenda's.