- 2 -
4. VASTSTELLING VAN HET BEDRAG PER LEERLING VOOR 1980 INGEVOLGE ARTIKEL 101,
DER LAGER-ONDERWIJSWET 1920.
Mevrouw van den Bemd zegt dat in de brief van 19 september 1978 het bestuur
van de Stichting Katholiek Onderwijs verzoekt een bedrag per leerling van
478,05 in plaats van 477,05. Het gevraagde bedrag is ook behandeld in
de commissie onderwijs. Zij vraagt waarom er nu 1,00 minder wordt
voorgesteld. Voorts vraagt zij of er een regeling tussen het schoolbestuur en
het gemeentebestuur bestaat waarin een maximum aan kapitaalsopbouw is
geregeld, zoals dit ook bij de bibliotheek is geschied.
De voorzitter antwoordt dat wat het laatste betreft dit ingevolge de wet
niet mogelijk is. Het verschil van 1,00 zit in de administratiekosten.
De gemeente houdt aan de door het rijk bepaalde minimum voor de administratie
kosten. Dit is 1,00 lager dan geraamd is. Het stond aanvankelijk op 34,00
en dit is teruggebracht op 33,00. Dit is in overleg met het schoolbestuur
geschied.
Hierna wordt het bedrag per leerling voor 1980 vastgesteld.
5. AANGAAN VAN REKENING-COURANTOVEREENKOMSTEN VOOR 1980.
De heer Martens merkt op dat tussen beide aanbiedingen toch nog een
verschil zit van 1%. De een hanteert geen extra opslag, waar het crediet
dubbel loopt van 1%, de ander wel. Bij de credit-percentages zit er een
aanmerkelijk verschil en wel 2%. Hij wil voorstellen om met de aanbieders
te praten, want het is een groter verschil dan vorig jaar.
De voorzitter antwoordt dat in Rijsbergen gewerkt wordt met twee banken.
Met de een wordt meer zaken gedaan dan met de ander, waardoor ook een
groter bedrag wordt gevraagd. Men kan de mensen moeilijk verplichten naar
een bepaalde bank te stappen. Het is ook maar een minimaal bedrag dat er
wordt opgenomen. Er zit een verschil in, maar dat is met praten niet
weg te werken. Dit is geen zaak dat door de plaatselijke bank wordt
geregeld, maar dit komt van het hoofdkantoor.
De heer Martens wil voorstellen deze opmerkingen mee te nemen wanneer
voor 1981 een nieuwe overeenkomst moet worden aangegaan. Men kan wel voor
waarden stellen, maar de gemeente kan vragen of het niet anders kan.
De voorzitter wil trachten dit volgend jaar te behandelen. Maar het alternatief
om geen rekening-courantovereenkomst af te sluiten gaat hem te ver omdat
ieder vrij is om met een bepaalde bank zaken te doen.
De heer Martens wil er toch op aandringen om hierover te onderhandelen,
want anders wordt de overeenkomst aangegaan zoals de bank dat wil.
Vervolgens worden de rekening-courantovereenkomsten voor 1980 aangegaan.
6. MACHTIGING TOT HET SLUITEN VAN KASGELDLENINGEN IN 1:980.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten conform het
voorstel van burgemeester en wethouders.
7. MACHTIGING TOT HET BELEGGEN VAN KASGELDEN IN 1980.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten conform het
voorstel van burgemeester en wethouders.