m
- 6 -
Unaniem wijst de raad de heer Martens aan tot lid en de burgemeester
tot plaatsvervangend lid»
7. AANWIJZING LID EN PLAATSVERVANGEND LID VOOR HET ALGEMEEN EESTUUR VAN
HET W 0 ON',7 AG SN SC HAP BREDA.
De voorzitter merkt op dat een lid van het college moet worden aangewezen.
Tot nu toe was dit wethouder Nooren. Hij neemt aan dat wethouder Nooren
deze taak zelf zal willen behartigen, temeer daar dit tot de portefeuille
sociale zaken behoort.
De heer Martens vraagt of het beslist een wethouder moet zijn of dat het
ook een raadslid mag zijn.
De voorzitter antwoordt, dat de regeling spreekt van een lid van het colle,
van burgemeester en wethouders. Hij vindt het ook een moeilijke construct
dat de raad niet buiten het college van burgemeester en wethouders mag
kiezen. Maar men mag uit drie personen kiezen.
De heer Martens vraagt of de voorzitter, als lid van de commissie algemene
zaken kan bewerkstelligen dat in deze aanwijzing verandering komt.
De vcorzitt er antwoordt dat de heer Martens zich vergist, het handelt
hier niet om een stadsgewestelijke regeling, maar een aparte gemeenschap*»
pelijke regeling "Woonwagenschap Breda".
De heer Martens vraagt of het niet mogelijk is om bij dit schap te
bewerkstelligen dat de volgende keer ook de mogelijkheid bestaat dat
buiten het college uit de raad een lid of plaatsvervangend lid kan
worden aangewezen.
De voorzitter is hiertoe bereid. Bij de opstelling van de regeling zal
men waarschijnlijk van mening zijn geweest, dat het praktisch werken was
indien portefeuillehouders in dit bestuur zouden zitten, die met deze
materie op de hoogte zijn.
Bij acclamatie worden wethouder Nooren als lid en wethouder van Kuijck
als plaatsvervangend lid wederom aangewezen.
8. SCHRIFTELIJKE VRAGEN INGEVOLGE HST REGLEMENT VAN ORDE.
Er zijn geen schriftelijke vragen binnengekomen.
De schriftelijke vragen van de heer Goos zijn schriftelijk beantwoord.
De heer Goos komt op de antwoorden terugc
Ten aanzien van vraag 1 heeft hij de notulen van de bewuste vergadering
nageslagen. Daarin staat dat hij vraagt, nu de tekening van het voor-
bereidingsbesluit Camping Fort Oranje tevens omvat de Oude Bareel,
of er reeds eigendomsoverdracht heeft plaats gevonden. De voorzitter
geeft daarop als antwoord, dat dit niet is maar dat de mogelijkheid
niet is uitgesloten. Bij hem en meerdere raadsleden is het overgekomen
dat de Oude Bareel praktisch reeds verkocht was.
Wat betreft het antwoord op de vraag betreffende de overschotten op de
begroting wil hij erop aandringen, nu het gevaar voor Rijsbergen nog
steeds aanwezig is dat de gemeente bij een andere gemeente zal worden
ingelijfd, in plaats van het aflossen van kapitaallasten de gelden
rechtstreeks te besteden, zodat een andere gemeente er geen voordeel
van krijgt.
4