Ook wil ik alvorens ik enige kritische geluiden zal laten horen, dank brengen aan het college van burgemeester en wethouders, de heer Daemen en afgevaardigden van standorganisaties voor het vele werk wat zij in deze hebben verricht» Ook wil ik in mijn dankwoord betrekken de stedebouwkundige Gerritsma voor het vele werk dat hij heeft gedaan, de duidelijke opstelling van de adviezen en 't antwoord op de bezwaarschriften» Het klinkt misschien gek, dat een boer een dankwoord brengt aan een stede- bouwkundige, ik geloof dat we in inzichten wel ver uit elkaar liggen, maar voor het werk dat iemand doet, op welke manier dan ook, mag te allen tijde waardering bestaan. Eerst wil ik U een algemene indruk geven over het plan als zodanig. Ik ben van mening dat het goed is om binnen een bepaalde leefgemeenschap de zaak te ordenen, met andere woorden de zaak op een rijtje te zetten. Hierin is men naar mijn mening goed in geslaagd» Het is geloof ik voor een agrarische gemeenschap nodig dat zij op een zo economisch mogelijke manier hun bedrijven kunnen exploiteren, en daarbij op een sociaal verantwoorde manier kunnen leven. Dat is naar mijn mening niet mogelijk wanneer er geen voorschriften en bepalingen zijn, die de zaak in het Buitengebied van de boer en tuinder regelen. Het grote gevaar mijnheer de voorzitter wat ons als agrariërs op dit moment boven het ho.ofd hangt (en dan bedoel ik dit echt zo vriendelijk mogelijk met de goede niet te na gesproken) is dat de niet-agrariër bezit wil nemen van het Buitengebied. Het is voor een gemeenschap goed dat zij bestaat uit een bond gezelschap van beroepen, rangen en standen, maar ieder moet zijn beroep uit kunnen oefenen, zoals hij dat wenselijk vindt en ook nodig is. Een veeboer midden in de Laguiten is nooit mogelijk. Maar een boer of tuinder in het Buitengebied midden tussen de stadsmens, begint men zo langzamerhand als een gewone zaak te beschouwen. Dit kan niet zo doorgaan, dit brengt onherroepelijk meningsverschillen en spanningen met zich mee, omdat de belangen ;van deze bevolkingsgroepen ontzettend ver uit elkaar liggen. Ik wil daarom ook aan de mensen die nu reeds in dit Buitengebied wonen en weinig of geen binding hebben met het agrarisch gebeuren vragen begrip te hebben voor sommige situaties die zij misschien niet zo leuk *rinden die om hen heen gebeuren. Niemand kan hen verbieden om daar te wonen, niemand zal hen dat ook vragen, maar begrip is het minste wat wij kunnen vragen. Ik ben van mening mijnheer de voorzitter, dat dit plan deze situatie tot een minimum zal beperken en dat ieder zijn plaats krijgt waar hij of zij thuishoort. Het plan heeft de gemeente Rijsbergen verdeeld in categorieën t.w. - natuurgebieden; - kernrandgebieden; - vrije sectoren; - gebieden van hoog landschappelijke waarden; - gebieden van landschappelijke waarden. De natuurgebieden moeten natuurlijk geheel volgens het plan beschermd worden, daar is geen discussie over mogelijk, die moeten we bewaren voor ons zelf, en voor de generaties die na ons volgen evenzo de gebieden van hoog land schappelijke waarden die ook gewaardeerd dienen te worden naar hun bestemming»

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1977 | | pagina 114