- 7 - onderwijs niet meer gegeven wordt, dan vraagt hij zich bezorgd af waar men naar toe gaat. De heer Eeeren vraagt zich af of het nu een zaak van de gemeente is of een zaak van het schoolbestuur. Het is hem niet duidelijk. De heer Vogels kan het niet eens zijn met de heer Martens. Hij kan helemaal meegaan met het oordeel van het college van burgemeester en wethouders. Als de ouders er belang aan hechten, dat hun kinde ren een katholieke of christelijke opvoeding krijgen, dan kunnen zij hun kinderen naar een katholieke school sturen» Blijkt deze school niet aan de opvatting van de ouders te voldoen, dan kunnen zij twee dingen doen: of de kinderen naar een andere katholieke school sturen öf indien het schoolbestuur financieel niet bij machte is om de godsdienstige opvoeding te betalen, dan zullen de ouders dit geld dienen op te brengen. Deze zaak moet men gescheiden hou den. De gemeente bestaat niet alleen uit katholieken. Overigens indien dit wel het geval zou zijn dan nog zou men principieel hier in niet moeten treden. Indien de ouders er prijs opstellen dat hun kinderen een godsdienstige opvoeding krijgen, dan dienen zij daar voor offers te brengen en niet de totale gemeenschap. •^e voorzitter antwoordt hierop de sprekers door te stellen dat ook het college van oordeel is, dat het gewenst is dat de kinderen een christelijke opvoeding krijgen. Maar dit is geen taak van de gemeen te, maar een taak van het schoolbestuur en/of kerkbestuur. Tot nu toe werd dit onderwijs ook gegeven door de plaatselijke geestelijk heid. Later is hier een districtscatecheet bijgehaald. Indien de gemeente zou toetreden dan komt men in een pool terecht, waarbij men stelt, dat de kosten b.v. f 3,00 per leerling bedragen en daarmede moet men erg voorzichtig zijn. De heer Martens noemt enkele gemeen ten waar het wel gebeurt, maar hij betwijfelt of Zundert hieraan medewerking verleent, want dan zou de burgemeester van Zundert wel heel snel van mening zijn veranderd. Maar los daarvan blijft het college van oordeel, dat het in eerste instantie een zaak is van het schoolbestuur. Wanneer het schoolbe stuur van oordeel is, dat de districtcatechese nodig is en de fi nanciële middelen niet aanwezig zijn, dan dient het schoolbestuur te komen met een aanvullend verzoek tot verhoging van het bedrag per leerling ingevolge artikel 101 der Lager-onderwijswet 1920. Dit is ook bij de vaststelling van het bedrag per leerling voor 1976 gesteld, dat wanneer het bedrag niet toereikend zou zijn het schoolbestuur met een aanvullend verzoek kon komen. Dat vindt de voorzitter de juiste wijze, maar hij vindt het beslist geen ge meentelijke aangelegenheid» De heer Goos vraagt of er reakties zijn geweest van het schoolbe stuur en het kerkbestuur omtrent deze materie. De heer Martens vult zijn betoog nog aan door te stellen dat in de gemeente Roosendaal zowel voor de katholieke scholen als voor de protestant-christelijke scholen het voorstel ligt om dit werk te subsidiëren» Betrokkene is het niet eens met de heer Vogels. Immers de opvat ting van de heer Vogels is, dat wanneer de ouders de godsdienstige opvoeding op de basisscholen in Rijsbergen naar hun oordeel niet voldoende achten, deze ouders hun kinderen moeten zenden naar scho len in andere gemeenten. In Zundert is deze kwestie in de vorige raadsvergadering' alleen maar aangehouden omdat de gemeente aanvullende subsidie gaf aan de - geestelijkheid -

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1976 | | pagina 9