k: e i ever '_v D9 voorzitter kan hieraan niet zijn medewerking verlenen. Indien da wethouders alsnog anders zouden beslissen, dan behoudt hij het recht voor dit besluit ter vernietiging voor te dragen. Op vragen van de heer Jochems kan de voorzitter mededelen, dat het de raad uiteraard vrij staat zijn mening kenbaar te maken aan de inspectie. De heer Kennis is van oordeel, dat men gerust de motie als in eerste in stantie door de heer Vogels is bedoeld kan aanvaarden. De heer Hearen zou gaarne weten of de raadsleden, die het bedrijf van de faVoorbraak hebben bezocht, ook kontakt hebben opgenomen met de be zwaarmakers, en ook dit aspect hebben onderzocht. Da heer Daaman heeft enkele omwonenden benaderd. Hij heeft overigens 19 jaar in da omgaving van het bedrijf gewoond. De gele stof, welke wel eens neerslaat, blijkt löss te zijn» De heer Kennis kan zich niet verenigen met de gronden waarop de inspectie dit bedrijf afkeurt. Dit gaat te ver. Hij vraagt zich af of de inspectie dan ook financieel bijspringt, wanneer dit bedrijf moet vertrekken. Als het op een andere plaats staat is het dan minder gevaarlijk, zo zou hij willen vernemen, Da voorzitter betoogt nogmaals dat dit allemaal ter sprake is geweest bij de bewuste bespreking. De heer Hartens informeert of ook de werkgelegenheid ter sprake is ge weest. Dq voorzitter beaamt dit. De heer Daemen zou nog willen weten of de inrichting voldoet aan de vei ligheidswet 1934. Voor zover dit op de hinderwatsprocedure betrekking heeft, voldoet, aldus voorzitter, dit bedrijf aan de veiligheidswet 1934» De haar Vogels dient vervolgens mede namens de raadsleden van Aart, v.d. Bemd, Daemen, Goos, Jochems, Kennis en Martens de navolgende motie in; "De Raad der gemeente Rijsbergen op 29 mei 1975 in vergadering bijeen^ overwegende, dat bij besluit van 14 1975 door burgemeester en wet houders van Rijsbergen de hindarwetsvergunning is geweigerd aan Chemische Fabriek Brabant J.W. Brabant B.V.aangevraagd op 14 oktober 1974? gehoord da nadere toelichting van da voorzitter, waaruit blijkt, dat de inspecteur van de volksgezondheid en milieuhygiëne adviseert, de ge vraagde vergunning te weigeren, daar vaststaat of met reden is te vrezen, dat door de oprichting, het in werking brengen en het in werking houden van de inrichting daarbuiten gevaar, schade aan eigendommen, aan bedrij ven of aan de gezondheid, dan wel hinder van ernstige aard zal worden ondervonden en daaraan redelijker wijze niet door het stellen van voor waarden voldoende kan worden tegemoet gekomen^ - dat - 0 i V X - - L. Y V 9

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1975 | | pagina 42