Deze bedragen zijn de volgende: 1970 25,— (Beschikking van 26 juli 1972, KBO-AA729O) en 1971 26,25 (Beschikking van 26 juli 1972, KBO-4A7291). Terwijl in de staatscourant van 18 augustus 1972, nr16O, de vergoedings bedragen per lokaal van de jaren 1970 en 1971 bekend zijn gemaakt. Voor onze gemeente, welke is ingedeeld in de vierde klasse, zijn deze bedragen: 1970 1.'+10,-~ (Beschikking van 26 juli 1972 KBOAA293) en 1971 1.500,-- (Beschikking van 26 juli 1972 KBO-M+294) Het bestuur van de Stichting Katholiekftonderwijs Rijsbergen en van het bestuur van de Stichting Kleuterhuis "De Krabbebossen" hebben voor de jaren 1970 en 1971 een aanvrage ingediend als bedoeld in artikel 18 van het K.B. van februari 1956Stbl.A9, om de gemeentelijke vergoeding overeenkomstig artikel 73, 1e en 2e lid, en de artikelen 126 en 127 van de Kleuteronderwijswet over 1970 en 1971- Daar bovengenoemde bedragen eerst nu bekend zijn geworden stellen wij U voor de bij de stukken ter inzage liggende ontwerp-besluiten vast te stellen. Verzoeken van de Stichting Katholiek Onderwijs Rijsbergen om vaststelling van de exploitatievergoeding als bedoeld in artikel 101 der Lager-Onderwijswet 192Omor" het jaar 1972 t.b.v. de onder haar bestuur sétaande St.Bavo-en StAnnaschool Ingevolge artikel 103, lid 1 der Lageronderwijswet 1920 dient Uw raad voor 1 december 1973 het bedrag der exploitatievergoeding voor het g1oo vast te stellen. Er waren in het jaar 1972 op de R.K.Jongensschool St.Bavo gemiddeld 317 2/3 en op de R.K. Meisjesschool St.Anna 316 leerlingen. Het bedrag per leerling voor het g.l.o. was voor 1972 vastgesteld op 1A0, Het bedrag der vergoeding is derhalve 317 2/3 x 1AOAA.A72,33 voor de StBavoschool en 316h lAo,AA.2hO,voor de StAnnaschool Het ontwerp-besluitalsmede de verzoeken, liggen voor U bij de stukken ter inzage. Voorstel van burgemeester en wethouders, tot vaststelling van het bedrag per leerling ingevolge artikel 101 lid 5 der Lager-onderwijswet In de gemeente Rijsbergen is geen openbare school voor gewoon lager onderwj doch,wel bijzondere scholen voor zodanig onderwijs. Ingevolge artikel 101, lid 5 van de Lager-onderwijswet 1920 dient vóór 1 maart van elk jaar te worden vastgesteld het bedrag per leerling voor de bijzondere lagere scholen. Dit bedrag per leerling wordt beschikbaar gesteld als vergoeding voor de bestrijding van de kosten der scholen. Als maatstaf wordt genomen het bedrag per leerling hetwelk voldoende moet worden geacht voor de redelijke behoeften van een in normale omstandigheden verkerende school. In 1972 werd door Uw raad een bedrag van 1A0,per leerling vastgesteld. Door de inspectie van het basis-onderwijs werd toen medegedeeld dat dit bedrag aan de lage kant was, doch door ons werd toen medegedeeld dat hierin niet was begrepen het zwem- en gymnastiekonderwijs. In verband met het bovenstaande willen wij U voorstellen het bedrag per leerling voor het jaar 1973 vast te stellen op 180,doch daarbij te bepalen dat het zwemonderwijs in het vervolg voor rekening van het schoolbestuur komt. Wat betreft het gymnastiekonderwijs zijn wij van mening dat het gymnastieklokaal evenals voorgaande jaren gratis beschikbaar wordt gesteld aan de scholen. Het ontwerp-besluit ligt voor U bij de stukken ter inzage. Verzoek van het bestu.ur van de Stichting Katholiek Onderwijs Rijsbergen om eer1 voorschot op de exploitatievergoedingbedoeld in artikel 101 der Lager-onder wi jswet 1920. Ingevolge de Lager-Onderwijswet 1920 is het mogelijk om een voorschot op de exploitatievergoeding te ontvangen. Het bedrag iper leerling is voor het jaar 1973 vastgesteld op 180Het gemiddeld aantal leerlingen, volgens de maatstaf van artikel 28 van eerder genoemde wet, is voor de StBavosöhool

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1972 | | pagina 63