Rijsbergen had op 1 januari 195?-, 3398 inwoners en op,1 januari 1972, ^787 volgens statistiek. De oppervlakte van de gemeente is 3711 ha., waarvan 368 ha. bos, 16 ha. woeste grond en 13? ha. toekomstig bouwterrein. Het aantal woningen bedroeg op 1 januari 1972 1150. Het gemiddeld aantal bewoners per woning k, 16, hetgeen op ïïuybergen na de meeste inwoners per woning vormt. Dit houdt in dat Rijsbergen nog een unieke functie heeft in de regio Breda. Wij zullen er langzaam maar zeker niet onder uit kunnen, dat de druk van uit Breda, Etten -Leur en de randstad op de landelijkheid groter zal worden. Dat men in de weekends hier weer tot rust wil komen. Wanneer ieder hiervan overtuigd raakt dan is er nog goede toekomst voor Rijsbergen weggelegd. Mijnheer de voorzitter, ik wil niet ontkennen dat ik een voorstander ben van campings. Ik vind een caravan overigens een lelijk geheel in het landschap. Vele caravans maken de toestand nog lelijker. Wanneer niet ordenend hiertegen wordt opgetreden, zal het landschap geheel worden ontsierd. Gezien het vorenstaande ben ik vorig jaar evenwel akkoord kunnen gaan met het oprichten c.q. uitbreiden van twee campings. Deze campings evenwel zullen zodanig moeten worden opgezet, dat allereerst de leefbaarheid op,de camping zodanig is, dat van recreatief gebruik kan worden gesproken en dat de omgeving hiervan geen overlast zal ondervinden. Ik zeg duidelijk overlast, waaronder ik versta, dat het niet mogelijk moet zijn, dat gebruikers van de campings andermans bezittingen gaan misbruiken. In de ^bewuste raadsvergadering van het vorig jaar heb ik mij afgevraagd of een goed geordend campingleven, waar enige duizenden ménsen: Rijsbergen tijdelijk bevolken de gemeente geen lasten zou geven. Van diverse zijden is toen uitdrukkelijk ontken dat de gemeente ooit op een of andere wijze betrokken zou raken bij het maken van kosten. Voorts is mij toen verzekerd dat alleen minder gefortuneerde mensen deze campings zouden bevolken, waardoor het onbillijk zou zijn dat zij enige bijdiage aan de algemene middelen zouden leveren. Wanneer ik dan in deze raad weer vragen hoor stellen over het plaatsen van lichtmasten, het parkeren van auto's langs de wegen, wanneer de eigenaren van de aangrenzende percelen klachten hebben over moeilijke doorgangen e.d., dan vraag ik mij in alle gemoede af of wij niet op de verkeerde weg zijn met het camping-beleid Ik. wil, mijnheer de voorzitter, thans niet meer terugkomen op de toeristen- belasting, de tijd zal wel leren, dat ik gelijk of ongelijk heb, maar wel wilik hier duidelijk stellen, dat wanneer wij de bestemming aanpassen aan de gewijzigde situatie, gedeputeerde staten de exploitatievergunning voor uitbreiding c.q. vestiging van deze campings moeten verlenen. De raad evenwel zal bij gedeputeerde staten wel kunnen aandringen op het opstellen van duidelijke voorwaarden, waaraan moet worden voldaan om de leefbaarheid te garanderen. Overigens moet ik wel stellen, mijnheer de voorzitter, dat ik diep geschokt ben ♦over de lawine van bezwaren, welke deze campings hebben opgeroepen. De motieven waar ik in een later stadium op hoop terug te komen, hebben bij mij de indruk gewekt, dat op deze campings zich mensen zouden bevinden, waarvoor ik de uitdrukkingen niet gaarne voor mijn rekening zou willen nemen. Mijnheer de voorzitter, dit is in het algemeen wat ik over het al of niet hebben van recreatieoorden in deze gemeente zou willen zeggen, waarbij ik nog zou willen aantekenen, dat wij wel duidelijk zullen moeten kiezen, wat zal inhouden ook een duidelijk op de gewijzigde omstandigheden ingesteld beleid, hetgeen verder zal inhouden een beleid, dat gericht is op èen tolerant samenleven van twee soms elkaar geheel verschillend voorkomende bevolkingsgroepen. De voorzitter meent dat met deze woorden het standpunt van de raad m.b.t. de campings naar voren is gekomen. Tegen het ontwerp-bestemmingsplan 'tOekeltje' zijn 18 bezwaren ingediend, t.w. in 3 geschriften. Na langdurig beraad van de commissie en van burgemeester en wethouders hebben de raadsleden heden morgen het standpunt vernomen. Namens de commissie neemt de heer Kuijpers het woord die na wil gaan of de bezwaren al of niet gegrond moeten worden verklaard. Volgens hem moet er verschil worden gemaakt tussen planologische maatregelen en regels welke de camping betreffen. Steeds komen om de hoek kijken de bezwaren tegen het grbuik van de camping wat hier overigens niet ter sprake moet komen. De commissie heeft gesteld dat zij de raad in overweging wil geven burgemeester en wethouders te bewegen om er bij Gedeputeerde Staten op aan te dringen voorwaarden op te nemen om de nodige aandacht te besteden voor toezicht. Planologisch zijn er weinig be zwaren over gebleven. Een punt van overweging; betreffen de percelen G.nrs.7^0» 7^+1 877 en 892 verblijfs terreinen

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1972 | | pagina 53