-3- De Rijsbergse middenstand floreerde gunstig aan de St.Bavostraatmaar ook de horecabedrijven aan de Bredaseweg, StBavostraat en Antwerpseweg maakten goede zaken. Ik verheel niet, mijnheer de voorzitter, dat het thans toch wel opmerke lijk is, dat diverse horecabedrijven gesloten zijn of van beheerder reeds verwisseld en dat enkele nog op een gelegenheid wachten om te vertrekken. Daarnaast zijn ook enkele winkels reeds veranderd of verdwenen. Om een compensatie hiervoor te vinden, was het nodig hier wat aan te doen. Rijsbergen is een agrarische gemeente. Dit wordt steeds te pas en te onpas gesteld. Wanneer wij de afspiegeling in de raad zouden zien, dan gaat dit in zijn totaliteit niet meer op. Maar wij weten allemaal toch wel wat in de agrarische sector aan de hand is. Vele bedrijven hebben geen opvolgers, de zonen en dochters van de boeren en tuinders kiezen een ander beroep, hetzij in de industrie, hetzij in de dienstverlenende sector. Indertijd heeft de voorzitter van de Europese Commissie Dr. Mansholt gezegd, dat ruilverkavelingen op de oude wijze de moeilijkheden nog groter zouden maken en dat hij liever zou zien dat men maar mastenboompjes op deze terreinen zou planten om zo de recreatie te bevorderen. Ook deze uitspraak zal wel zeer geonuanceerd gesteld zijn, maar het typeert toch de positie van de landbouw ook in deze streken. Wij zullen de realiteit moeten inzien, wij kunnen en mogen niet met oogkleppen oplopen en net doen alsof de mentaliteit in Rijsbergen niet verandert., dat wij dezelfde opbouw van de bevolking hebben als twintig jaar geleden, dat wij een geborgen eenheid zijn, waar de invloeden van buiten af niet tot ons doordringen. Wij zullen en moeten aanvaarden, dat Rijsbergen langzaam maar zeker zijn agrarische bestemming zal gaan verliezen. Gedeputeerde van der Harten heeft bij de installatie van de driestreekcommissies ingesteld als overlegorganen van besturen en instellingen e.d., bij de samen stelling van ontwerp-streekplannen voor midden- noordoost- en zuidoost Brabant, gesteld dat de uittocht van de steden naar het platteland gestopt moet worden en dat de steden weer leefbare centra voor de mensen moeten worden. Ik zou wel willen hopen dat de heer van der Harten gelijk zou krijgen, maar ik vrees dat men de mentaliteiten van de mensen zo maar niet weer terug kan draaien. Ik heb het reeds meerdere malen gesteld, mijnheer de voorzitter, en ik blijf het herhalen, bij al onze besluiten moet het welzijn van de mens in zijn totaliteit voorop staan, Dit houdt in dat de mens moet kunnen leven daar waar hij gelukkig is. Dat houdt voor de Rijsbergse mens in, dat hij in Rijsbergen moet kunnen en blijven wonen, dat houdt ook in dat in beperkte en ik stel in beperkte mate ook andere mensen hier, hetzij tijdelijk, hetzij permanent kunnen verblijven. Wat dit laatste betreft is hetzeer zeker noodzakelijk dat mensen die permanent of tijdelijk hier verblijven, zich aanpassen aan het Rijsbergse cultuurpatroon. Kunnen zij dit niet, dan zal er niets anders opzitten, dat deze mensen ergens^ anders gaan wonen of tijdelijk een onderkomen gaan zoeken. Er is de laatste tijd veel geschreven over de verhouding van autochtone en allochtone groepen in de bevolking, over de adaptatie van de allochtone groepen. De Rijsbergse bevolking heeft niets tegen nieuwkomers, het is een vriendelijk en goede bevolking, maar en dat mag hier niet worden verheeld, de Rijsbergse bevolking laat zich niet in de hoek drukken. Ook deze mentaliteit moet bij deze zaken niet verdoezeld worden. Bij kwesties als deze zal een goede samenwerking tussen de Rijsbergenaren en de niet-Rijsbergenaren tot stand moeten komen. Rijsbergenaar is men overigens niet door enkele jaren hier te wonen. Rijsbergenaar wordt men eerst, wanneer men de zeden en gewoonten van de Rijsbergenaar in zijn totaliteit begrijpt en overneemt. Mijnheer de voorzitter, ik wil hier geen pleidooi gaan houden voor isolatie of afstoting van niet-RijsbergenarenVerre van daar. Ik heb dit willen signaleren, gezien de ontstane verhoudingen in de onderhavige kwesties. Wanneer, mijnheer de voorzitter, wij de veranderde positie van Rijsbergen in ogenschouw nemen, wanneer wij het algemeen welzijn van de Rijsbergse bevolking zullen moeten vooropstellen, dan zijn wij bereid hiervoor offers te brengen. Deze offers zullen voor enkelen misschien moeilijk, te verteren zijn, maar we zullen dan ook door het stellen van voorwaarden, zoveel mogelijk aan de grieven van een enkeling moeten kunnen voldoen. Wanneer wij in west-barbant de opstelling van de diverse gemeenten bezien, dan komen wij tot de opmerkelijke conclusie, dat Rijsbergen de op een na dunst bevolkte gemeente is, n.l. met 129 inwoners per ha. op 1 januari 1972.

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1972 | | pagina 52