Wethouder Rombouts deelt mede dat dit een aflopende kwestie is en dat het geen zin heeft voor de nog resterende gevallen een nieuwe regeling te maken. De heer Kuijpers veronderstelt dat er een misverstand-; is. Destijds heeft de cie. van financiën voorgesteld om de straataanlegbelasting niet incidenteel te stellen, doch te combineren in grote gedeelten. Het college heeft daarop geantwoord dat er een studie gemaakt zal worden over een nieuwe opze De heer Kuijpers vraagt of deze studie er nu is waarop de voorzitter en wethouder Rombouts ontkennend antwoorden. T.a.v. het bedrag per leerling heeft de commissie in eerste instantie de doel uitkeringen uit het gemeentefonds opgegeven ten bedrage van 110.HH0 Het landelijk gemiddelde over 1971 voor dergelijke gemeenten bedroeg 1M-2, per leerling, aldus de heer Kuijpers. Burgemeester en wethouders hebben verwezen naar de voorbesprekingen welke hebben geleid tot een bedrag van -i^o,De heer Kuijpers wil hier toch wel verder over uitwijöen omdat de meeste leden die voorbesprekingen niet hebben bijgewoond. Spreker heeft des tijds als voorbeeld genomen het bedrag per leerling van een openbare lagere school. In Breda is dit voor 1972 geötèld op 1^9,80 en dit zou als maatstaf moeten worden genomen. Spreker is in eerste instantie niet tegen het antwoord van burgemeester en wethouders dat herziening van dit bedrag in een later stadium aanwezig is indien blijkt dat in de loop van het jaar dit bedrag niet toereikend is. Deze zin is voor spreker aanleiding te stellen dat, mocht xn de loop van het jaar het bedrag rèëèl niet voldoende zijn, het schoolbestuur kan verzoeken om verhoging tot 1^5»--« Hij wil duidelijk een afspraak maken zonder het verwijt te krijgen van het gemeentebestuur de beroepstermijn te hebben laten voorbijgaan. Hij rekent daarbij op de medewerking van de wethouder van onderwijs. De heer Kuijpers wil hierop een positief antwoord, hetgeen wethouder Rombouts verstrekt. We hebben reeds veel uitgegeven voor de scholen en zullen dat ook in de toekomst nog moeten doen, aldus wethouder Rombouts die een berekening heeft van de |$psten over 1970. Beziet men de bedragen over dat jaar dan komt men op een bedrag van 159i~~» Voor 1972 zal dit komen op 170,per leerling.Als het schoolbestuur kan aantonen dat het bedrag per leerling voor 1972 ad. 1^-0,-- onvoldoende is, is het gemeente bestuur bereid verhoging toe te staan. Wethouder Rombouts garandeert dat burgemeester en wethouders toch wel een studie hebben gemaakt omtrent dit bedrag, in'de hoop dat het school—bestuur geen verhoging zal vragen.' t Grote probleem vindt de heer Kuijpers een exhorbitante verhoging van de kostprijs in 1971 waarbij Rijsbergen met het bedrag per leerling voor dat jaar precies in het rayon-gemiddelde lag. Spreker houdt niet van landelijke gemiddelden (Gilze-Rijen)Hij vindt dat men een reëel bedrag moet vaststellen in een reëel gesprek. Hij wil hier vasthouden aan een gentlemans agreement en de uitdrukkelijke afspraak met de raad dat bij een ontoereikend bedrag latei verhoging zal worden toegestaan en het schoolbestuur thans kan afzien van een beroep bij Gedeputeerde Staten. Hij verwacht dat enige bezuiniging in het onderwijs noodzakelijk zal zijn. De heer Goos informeert naar de adhesie betuiging van de gemeente met de gekkè naam omtrent de invoering van hetzelfd bedrag per leerling in iedere gemeente waarvan ook afschrift is verzonden aan de vereniging van Nederlandse Gemeenten. De voorzitter antwoordt hierop ontkennend. De heer Kuijpers deelt in aansluiting hierop mede dat de gemeente besturen van die vereniging een brief hebben ontvangen om van verdere adhesie in het vervolg af te zien. Het standpunt van burgemeester en wethouders omtrent een eventuelè verhoging van het bedrag per leerling staat vermeld in de brief van 23.december 1971 aan de leden van de raad. De heer Kuijpers vraagt hoe ver het staat met de aanleg van de tehnisbanen en of deze in het voorjaar kunnen worden aangelegd.

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1971 | | pagina 94