Bij de begroting van 1971 heeft de heer Kuijpers namens de samenwerkende politieke groeperingen gezegd dat er overwegende bezwaren waren tegen het lidmaatschap bij Bouwtoezicht West-Brabant en dat uittreding een van de fundamentele eisen is om te komen tot de opbouw van een goed technisch appa raat voor Openbare Werken en Bouwtoezicht. De kosten van uittreding (welke, blijkba'ar niet hoog zullen zijn) moeten op de koop toe genomen worden. De heer Kuijpers is van oordeel dat Eijsbergen het slachtoffer is geworden van het uittreden van Prinsenbeek en Teteringen. Daarop is gesteld dat er een opzichter dient aangesteld te worden die de dagelijkse leiding heeft over het personeel in de buitendienst. Er is toen gezegd dat de samenwerkende politieke, groeperingen niet bepaald tevreden waren over de dienst openbare werken zoals dat thans geschiedt en dat bezien zou moeten worden hoe de heer Lijmbach met assistentie van een opzichter de dienst Gemeentewerken en Bouwtoezicht zou kunnen leiden. Voornoemde fractie blijft bij het standpunt van 18 februari 1971 en dient thans het voorstel in te besluiten om per 1 januari 1972 de overeenkomst met Bouwtoezicht West-Brabant op te zeggen en daarna te bezien hoe deze dienst bouwtoezicht gecombineerd kan worden met de dienst gemeentewerken. De voorzitter zet hier uitdrukkelijk recht dat Prinsenbeek en Teteringen de gemeente Eijsbergen niet zijn voorgegaan doch hebben deze gemeente zonder overleg in de steek gelaten. Dit heeft voor Eijsbergen niet kosten verhogend gewerkt. De voorzitter had verwacht dat de kringen zichzelf zouden opheffen, doch dit is niet gebeurd. De kringkosten zijn beslist niet verhoogd; de meerde] kosten zijn ontstaan omdat Eijsbergen van 2 dagen naar 4 dagen is gegaan. Het voordeel van de aanwezigheid in de kring is geweest dat het gemeentebestuui in het Hoofdbestuur steeds heeft kunnen meespreken met de belangen. De voorzitter vervolgt dat de raad het standpunt van burgemeester en wethouder£ kent en dat zij mee willen werken om de gemeenschappelijke regeling te wij zigen in die zin dat de regeling alleen nog geldt voor welstandstoezicht wat door de wet vereist wordt. Men is wel gebonden aan termijnen en men moet begrip hebben voor het standpunt van Bouwtoezicht. De directeur heeft zijn medewerking toegezegd om zo mogelijk per 1 juli 1972 de gewijzigde regeling te hebben. De heer Kuijpers zegt dat de uitgaven voor de technische kracht van bouwtoezicht worden geraamd op hoofdstuk VI in plaats van V hetgeen verwarrend heeft gewerkt bij de commissie van financiën in het samenstellen van het rapport. Dit wordt automatisch overgenomen bij verandering van de positie in d« toekomst, aldus de voorzitter, b.v. Hoofd van bouwtoezicht technische kracht. Tijdens de behandeling van de post salariëring op hoofdstuk VI wordt in een discussie nogmaals gesteld dat de bezoldiging van de kracht op bouwtoezicht op hoofdstuk V dient te worden gebracht. In het vervolg zal dit op hoofdstuk V worden geboekt. De heer Kuijpers verwacht dat na de realisering van de uittreding de percentages goed tot uitdrukking zullen komen in de hoofdstukken V en VI. De raad is accoord met de uittreding bij Bouw- en Woningtoezicht en lid te blijven van uitsluitend welstandstoezichtDe raad kan zich verenigen met het ontwerp-besluit zoals dit door de voorzitter wordt voorgelezen. Burgemeester en wethouders zullen een dergelijk gelijkluidend besluit nemen. Bij hoofdstuk VI merkt de heer Kuijpers op dat storting in het reservefonds t.a.v. de tertiaire wegen niet mogelijk is omdat de uitgaaf niet is geraamd, wel een inkomstpost. De voorzitter zegt toe dat burgemeester en wethouders zich hierover nader zullen beraden. T.a.v. de grootverbruikers rioolbelastirig vraagt de heer Kuijpers of het mogelijk is dit 'te koppelen aan de reinigingsrechten. Wethouder Rombouts ontkent dit en deelt nu reeds mede, dat burgemeester en wethouders voornemens zijn de raad in februari a,s. een nieuwe verordening op de reinigingsrechten aan te bieden. Ook de mogelijkheid van plastic zakken waarvan de voorzitter zegt dat er evenveel gemeenten zijn die er meer beginnen als er mee ophouden.

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1971 | | pagina 92