-2- Het woordje NIET op pagina 2 met betrekking tot de tertiaire wegen zou de heer Kuijpers evenwel in even grote letters willen wijzigen in WEL. In het gevoerde overleg met de bedoelde ambtenaren heeft hij in de commissie gewezenj dat wanneer men de maximale inkomsten opvoert, men zeer zeker ook de daarteger over staande minimale uitgaven moet opnemen. Wanneer de uitgaven niet voor de- borden ze postenAaitgegevenis men verplicht de uitgaven te storten in een reserve fonds. Deze post is in de begroting gedrukt, zodat men deze bedragen dan ook daaronder moet boeken, hetgeen niet is geschied. Overigens mag spreker deze redenering staven door te verwijzen naar de circulaire van Gedeputeerde Staten van 19 mei 1971» G. nr125969» waarin de normbedragen alsvolgt worden aangegeven? 1968 tertiair 4910 (=75% f 6..550,--); quartair 1580 5096 3.16O,— 1969 5.740, (=75% 7.660,--); I.85O, (50% 3.7OO, 1970 6.320, (=75% 8.430, 2.030, (50% 4.O6O, Uit heel de opzet blijkt dus duidelijk, dat men inderdaad aan normen gebonden I is. Dit betekent dan ook, dat men deze normen moet toepassen. Ons betoog is geweest te voorkomen, dat de bedragen op een gegeven moment zouden worden ingetrokken. Aangezien de commissie geen interesse had in dit reservefonds, omdat men toch wel weet dat aan de Ettenseweg zeer zeker het nodige onder houd gewenst is en het geld derhalve hiervoor dient te worden besteed, leek het de commissie niet gewenst hierop in te gaan, maar in leesbare termen te wijzen op dit euvel. Hetzelfde geldt voor de quartaire wegen. De in het betoog van burgemeester en wethouders genoemde circulaire van de Minister van Binnenlandse Zaken heeft slechts betrekking op de inrichting van het begro tingsmodel, doch niet op de merités.:. van deze zaak. De heer Kuijpers is ten aanzien van het grondbedrijf zeer zeker het K.B. Ferwerderadeel bekend. Deze aangelegnheid is een academische geworden. Hierover zou nog zeer lang gepraat kunnen worden. Uit het antwoord en dit K.B. kan niet worden opgemaakt, dat het verschil van de kostprijsrente en de rente kapitaalschuld gereserveerd moet worden bij het grondbedrijf. Temeer blijft hij bij de gehuldigde opvatting van de commissie, omdat hij geen inzage heeft verkregen in de gewraakte brief van Gedeputeerde Staten, alsmede omdat Gedeputeerde Staten in de hem bekende gevallen steeds een ander standpunt innemen. Tenslotte zou hij een opmerking willen maken wat betreft Hoofdstuk IX (Sociale Zaken)Door de commissie is niet gevraagd naar naam en toenaam, maar naar een uitvoerige toelichting met berekening hoe men aan deze toch v/el aanmerkelijk hogere bedragen is gekomen. De commissie heeft in eerste .instantie de toezegging gekregen. Men heeft hiervoor 10 dagen de tijd gehad. Toen de commissie na genoemd tijdbestek weer ter secretarie vergaderde, waren wel andere gevraagde stukken aanwezig, maar niets ten aanzien van hoofdstuk IX, zelfs geen mededeling waarom de gegevens niet werden verstrekt. Dit is voor de commissie aanleiding geweest geen goedkeurend advies uit te brengen. Immers wat is de taak van de commissie in deze geweest. De raad heeft de commissie opgedragen de inkomsten en uitgaven van de begrotingen te toetsen naar de doelmatigheid en de rechtmatigheid. Het is dus logisch, dat een commissie deze opdracht naar best vermogen dient uit te voeren. De commissie heeft punten onderzocht, welke in het afgelopen jaar in de raad en de fractie tot onderwerp van gesprek zijn geweest, zoals het personeelsbestanc en bouw-en woningtoezicht. Daarnaast had de commissie een reeds bepaald hoofdstuk geprikt en dit was hoofdstuk IX, het had evenwel ook hoofdstuk VIkunnen zijn. Afgevraagd zou kunnen worden of dan de gevraagde inlichtingen wel zouden worden verstrekt. Wanneer het lid Kuijpers zeer zeker namens de meerderheid van de commissie spreekt, meent hij te moeten stellen, dat de commissie niet de mogelijkheid heeft gehad om de begroting op haar doelmatig heid en rechtmatigheid te toetsen. Nu de commissie in de gegeven opdracht niet is geslaagd geeft de commissie het mandaat weer terug aan de raad. Hierdoor kan de raad voortaan in zijn geheel de financiële aangelegenheden

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1971 | | pagina 90