-2-
De heer Eombouts zegt dat de gemeente Rucphen het met verkeers—
brigadiertjes doet omdat er geen andere mogelijkheid is, hetgeen
de voorzitter ontkent omdat het daar een weg is waarover de gemeente
zelf het beheer voert. De heer Hoppenbrouwers onderstreept wat de
heer Rombouts zegt. Het lid Braspennincx vraagt vervolgens of ver
keerslichten dan de gehele dag moeten werken. Alleen wanneer de
kinderen naar school gaan en deze weer verlaten, aldus de voorzitter.
Genoemd lid geeft voorts in overweging het plaatsen van een knipper
licht met onderschrift "Gevaar". De voorzitter antwoordt hierop dat
enkele jaren geleden op initiatief van het gemeentebestuur borden
werden geplaatst met een soortgelijk opschrift. Deze moesten van
Rijkswaterstaat toen weer worden verwijderd. De heer Kennis sugge
reert om te komen tot een voetgangersoversteekplaats zoals in Zundert.
Daar heeft ook Rijsbergen destijds om gevraagd, aldus de voorzitter,
maar deze gemeente kreeg slechts twee strepen op het wegdek.
De voorzitter zegt toe in overleg te treden met Rijkswaterstaat,
waarmede de raad zich kan verenigen.
C. Verzoek van het bestuur van de Stichting voor algemeen maat
schappelijk werk en gezinszorg Zundert-Rijsbergen tot het verstrekken
vaneen bijdrage voor het aanschaffen van een personenauto.
De voorzitter zegt verheugd te zijn dat de kwestie gezinszorg
en maatschappelijk werk in Zundert en Rijsbergen per 1 januari 1967
is geregeld» Gezien het uitgestrekte terrein achten burgemeester
en wethouders het alleszins verantwoord de gevraagde bijdrage in
de vorm van een renteloos crediet te verlenen, waartoe de raad dan
ook besluit.
D. Behandeling van diverse bezwaarschriften welke zijn ingediend
tegen de aanslag straataanlegbelasting.
De voorzitter merkt resumerend op dat een uur, een dag, een week
of een maand praten geen enkele zin heeft aangezien het hier de toe
passing betreft van een belastingverordening welke de raad zelf heeft
vastgesteld en koninklijk is goedgekeurd. De laatste verordening dateert
van 14 maart 1966, Do verordening op de straataanlegbelasting is
destijds op uitdrukkelijke eis van Gedeputeerde Staten vastgesteld om
te komen tot een tegemoetkoming in de hoge kosten welke de gemeente
heeft gemaakt voor de aankoop van grond, aanleg van straten en rio
lering. Bij de invoering van de onderhavige verordening stonden de
raad destijds twee mogelijkheden voor ogen 1) een jaarlijks terug
kerende recognitie of 2) invoering van een straataanlegbelasting.
Het argument van de bezwaarden dat zij van het bestaan der verordening
niet vieten kan de voorzitter niet goedkeuren. Het is een verordening
waarvan het bestaan is gepubliceerd. De eigenaars welke de gronden
destijds verkochten wisten in vele gevallen wel dat de onderhavige
belasting in het leven was geroepen. Als de gemeente grond verkoopt
is het bedrag aan belasting verdisconteerd in de koopsom. Burgemeester
en wethouders móeten de vastgestelde verordening uitvoeren en zouden
kunnen overwegen om de invordering der belasting zo veel mogelijk
soepel te doen verlopen.
De heer Martens is van mening dat deze belasting vele mensen
heeft overrompeld^ vooral de breedte van het bouwperceel is naar
zijn mening te ruim opgenomen omdat men alleen maar rekent op het
verharde gedeelte. De voorzitter antwoordt hierop dat zulks aan
de verordening niets verandert en dat -waar nodig- hermetingen
zullen plaats vinden. Het lid Rombouts stelt vervolgens de vraag
waar artikel 282 der gemeentewet in een dergelijk geval blijft en
meent dat er strijd is tussen de in het geding zijnde verordening
e n het geciteerde artikel en noemt het bestaan van een dergelijke
belastingverordening onredelijk. De voorzitter ontkent de onredelijk
heid en zegt dat bij strijd met artikel 282 de verordening uiteraard
0