Aan de heer C.A.P. Rombouts,
Kon.Julianastraat 131
RIJSBERGEN.
Rijsbergen, 3 mei 1967.
In de openbare raadsvergadering van 15 april j.l. heb ik U
toegezegd terug te komen op hetgeen U opmerkte ten aanzien van de
"Verordening straataanlegbelasting" en het door U geciteerde
artikel 2Ö2 der gemeentewet. Ik wil aan deze toezegging voldoen door
het navolgende aan te tekenen.
Zoals ik tijdens de vergadering reeds opmerkte vindt de onder
havige verordening haar grondslag in artikel 2Ö0 der gemeentewet en
omschrijft artikel 1 der belastingverordening o.m. dat onder de naam
van straataanlegbelasting een belasting geheven wordt, als bedoeld in
artikel 280 der gemeentewet wegens GEBOUWDE eigendommen en daarbij
behorende erven. Blijkens deze belasting kan een billijke bijdrage
(maximaal 85%) gevorderd worden in de kosten v/elke de gemeente heeft
gemaakt. De straataanlegbelasting kan alleen dan geheven worden
wanneer er gebouwd IS5 wanneer de bouw een feit is. (Zie de eerste zin
van deze alinea: gebouwde eigendommen).
De wetgever heeft bij de invoering van artikel 282 der gemeentewet
(wet van 1 augustus 1964» Stbl.344, in werking getreden 1 augustus 1965)
het artikel 280 niet ingetrokken. Dit was ook niet nodig, omdat beide
artikelen een zeer verschillende strekking hebben.
Artikel 280 der gemeentewet heeft betrekking zowel op gebouwde
eigendommen (voorbeeld:straataanlegbelasting) als op omgebouwde eigen
dommen (voor beiden: straatbelasting). Artikel 282 gemeentewet spreekt
alleen maar over gronden (dit is een ongebouwd eigendom). Blijkens dit
artikel kan de gemeente een belasting (in de wandeling ook wel "bouw-
grondenverordening" genoemd) heffen over gronden welke met medewerking
van het gemeentebestuur geschikt gemaakt zijn voor bebouwing. In dit
geval is er dus in het geheel nog niet gebouwd. In deze verordening kan
de gemeente méér dan een billijke bijdrage vorderen en kan zij zelfs
gaan tot 100% der gemaakte kosten (geheel of gedeeltelijk,zegt artikel
282 gemeentewet). Uit het bovenstaande moge U duidelijk blijken dat beide
artikelen naast elkaar bestaanbaar zijn.
Bij de straataanlegbelasting zijn het gebouwde eigendom en daarbij
behorende erven het belastingobject en belastingsubject is hij, die op
1 januari van het belastingjaar krachtens recht van bezit of enig ander
zakelijk recht het genot heeft van de gebouwde eigendommen.
Bij de belasting als bedoeld in artikel 282 gemeentewet is de grond
het belastingobject en degene die de grond in eigendom heeft of degene
die een ander zakelijk recht heeft verkregen is het belastingsubject.
Tenslotte wil ik U er op wijzen dat ook de vigerende verordening,
vastgesteld bij raadsbesluit van 14 maart 1966, gebaseerd is op artikel
280 gemeentewet. De koninklijke goedkeuring is hierop verkregen op 25
november d.a.v. (dus na het in werking treden van artikel 282 gemeentewet)
Résumerend kan ik stellen dat er geen strijd bestaat tussen de
verordening straataanlegbelasting en artikel 282 gemeentewet.
Een exemplaar van dit schrij tan
de overige raadsleden.
De voorzitter gemeenteraad,
(Mr.J.JTG.H.Raaijmakers)