Ook over de huisvestingsmoeili jkheid heeft de Inspecteur "met de deputatie der otfders gesproken. Bij een "bezoek tef plaatse aan het gebouwtje kwam de Inspecteur tot de conclusie dat hëts 1. niet voldeed aan het "bouwbesluit, 2. dat er verande ringen zouden moeten worden aangebracht;'3."dat na ontheffingen er nog slechts gesproken zou kunnen worden van een noodoplossing."De voorzitter deelt mede dat het oordeel van de Inspecteur over het gebouwtje nog anders 2óu hebben geluid, wanneër hij gëweten had dat het hier ging om"een tijdelijk noodgebouwtje, waarvan de grond waarop het is geplaatst, behoudens opzegging, door de raad ter beschikking is gesteld. De gemeente weigerde de grond destijds toch aan'"Diakonia" te verkopen omdat de gemeente de beschikking over de grond wenst te behouden, terwijl er des tijds slechts vergunning werd verleend om het gebouwtje op"te"richten als semi permanent en slechts voor beperkte tijd. Het zou minstëns onlogisch zijn dat een gemeente zich via huur zichzelf de vrije beschikking"zou ontnemen. Er is nimmer sprake geweest van een openbaar schooltje in dit gebouw. Ten"aanzien van het aantal kinderen wijst de Inspecteur er bovendien op dat een schoolbevolking normaal"elke 6 K 7'jaren wordt vernieuwd. De verwachting van ver zoekers dat liet aantal ouders dat openbaar "onderwijs verlangt zal stijgen kan hij nergens aan toetsen omdat hij niet in de toekomst kan kijken. Alles overziende spreekt de Inspecteur als zijn mening uit dat hij huiverig tegenóver het gehele geval staat. Na deze uiteenzetting komt"de hëer Meijwaard terug op de diverse argu menten. Hij prefereert een openbare school bóven een gemeenschappelijke regeling omdat de verzoëkers gaarne ëen openbare school ter plaatse willen hébben. Dat"de kinderen waarvoor openbaar onderwijs gevraagd wordt nh Christelijk onderwijs"ont- ^^vangen zou bij een openbaar schoolt je "zi'jnins ziens kunnen worden opgevangen omdat ^Phiets let op een dërgelijk"schooltje op enigerlei wijze godsdienstonderwijs te geven. Hij geeft toe dat voor dergelijke"schooltjes moeilijk personeel is te vinden efl dat wat het leidinggevend personeel"voor de vleesfabriek betreft, hij niet vol doende rekening heeft gehouden met dë overwegend katholieke positie der gemeente Bijsbërgen, maar"dat eën kleine katholieke minderheid in andere delen des lands wel zou worden tegemoetgekomen. V/at de ouders in Zündert betreft, wenste hij er de aan dacht op te vestigen dat deze ouders behoren tot hun kerkgemeenschap. Wat de bezwa ren van de B.L.0.-kinderen betreft, geeft hij toe hieraan niet gedacht te hebben, reden waarom hij reeds nh zijn stem wil geven aan het stichten van een B.L.Q.—school te Bijsbergen. Ten aanzien van de mededelingen van de"Inspecteur blijft hij van mening dat een openbaar schooltje wel levensvatbaar zou zijn en dat het aantal kin— déren alleen niet maatgevend is. Hij hoopt daar waar het gaat om een redelijk ver zoek in eefl democratische gemeenschap de raad het verzoek zal willen inwilligen. Ter beantwöörding van"hetgeen de heer Meijwaard in tweede instantie mededeelde"Ver wijst de voorzitter nogmaals naar de vele bezwaren die tegën een dergelijk schooltje naar Voren zijn gebracht. Deze bezwaren blijven bestaan door welke groëp ouders ook zou worden gevraagd om een dergelijk schooltje. Niemand beter kan hierover oordelen itfhlan een man van de pflactijk, dé Inspecteur van het Lager fnderwijs. ^let hét woordje "deifiocratie" moet men voorzichtig zijn. Juist omdat ieder raadslid op grond van de democratie het recht heeft om van mening te verschillen met de ver zoekers. De hëer P.P.A. Kennis vindt na al wat hij gehoord hééft, dat er aan eefl dergelijk schooltje dat vanaf het begin aafl een zijden draad^zou hangen geen behoefte bestaat, hetgeen door de heer Meijwaard wordt bestredén. Op de vraag van'de heer Lij. Hoppenbrouwers of het fliet mogelijk is de kinderen der verzoekers op de katholieke school'onderricht tó"ldten volgen, zonder de ver plichting de godsdienstlessen bij te wonen, deelt de voorzitter mede, dat zulks in derdaad mógelijk is en zulks in het verleden meerdere malen is gebeurd zonder dat er ooit moeilijkheden zijn ontstaan. Wanneer de heer Meijwaard tenslotte zégt dat er hem een geval bekend is van een gemeente waar men terwillé van een grote industriële onderneming een openbare school stichtte, dan Kaalt de "voorzitter een ander geval aafl," dat veel sterker sprak omdat het daar ging over dë"opheffiflg van een ogënbare school met ruim 20 leerlingen. Toen de gemeenteraad besloot deze openbare school op te heffen om met een nabufige gemeen te ëen gemeenschappelijke regeling aan te gaan, gingen de belanghebbende ouders in beroep bij Gedeputeerde Staten. Dit collego vernietigde het besluit van de"gemeente raad omdat de Lager Onderwijswet zegt dat zolang 8"öf meer leerlingen een openbare school bezoeken de gemeenteraad een dergelijkë"school niet mag opheffen. Toen de raad van dit besluit"in beroep ging Dij de Kroon vernietigde deze het besluit van Gedeputeerde Staten onder medödeling dat de gemeente terecht een gemeenschappelijke regeling had aangegaan. De voorzitter sluit hierop dé uitvoerige discussie en stelt namens burgemeester en wethouders aan de raad voor, om ondanks het feit, dat het ver zoek niet voldoet aan de in dó Lagor Onderwijswet gesteldë eisen en"dus niét ontvan kelijk is, toch rekening- te houden met het verlangen van ouders en/of verzorgers van

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1963 | | pagina 5