betrokken persoon is vroeger jarenlang in gemeentedienst werkzaam geweest. Toen van de zomer iemand B.en Wer op attent maakte dat bewuste persoon eervol ontslag had gevraagd tegen eind 1958 bij de Rijkspolitie en wellicht geschikt en genegen zou zijn om bode te worden,hebben B.en Wde kwestie rijpelijk overwogen.De voordelen waren dat het iemand was die de gemeente door en door kende,dat het iemand was die naast het gemeentehuis woonde en bovendien pas 55 jaren oud was.Nadelen waren dat bewuste persoon enige ja ren geleden,B.en W. lieten in het midden het -al-of-niet-terecht-of-ten- onr echte-, ernstig in opspraak was geweest en daai'om min oi meer moeilijk in overheidsfunctie kon worden benoemd.Na gesprekken met de districtscom mandant te Breda en de pstoor der parochiemede gelet op het feit dat be doelde persoon door bepaalde maatregelen reeds ernstig was gestraft en dat het hier ging om een gezin weer in de maatschappij op te trekken,meenden B.en W. op grond van sociale overwegingen en deels ook uit reclasserings- gedachte,dat er toch veel voor een eventuele benoeming te zeggen viel.Of- stoon B.en W. het plan hadden de Raad op de hoogte te stellen,werd zulks ^Aerhaast toen B.en W". geruchten bereikten,die er op wezen dat de Raad toch wel gaarne een spoedige behandeling wenste temeer waar hier bijzondere om standigheden ten aanzien van de persoon een belangrijke rol meespeelden. Begrijpelijk dus dat de voorzitter de begrotingsvergadering aangreep om de Raad uitvoerig in te lichten.B.en W. kunnen het standpunt van de Raad vol komen begrijpen.Ook het Ooilege was aanvankelijk zeker niet enthousiast en is,geleidelijk aan via de bovengenoemde redenen,tot zijn standpunt gekomen. Uit de hierna volgende discussiewaaraan meerdere raadsleden deelne men, blijkt dat ook de raad liever geen namen noemt en dat men grote waarde ring heeft voor de loyale verklaring van B.en W.Toch komt duidelijk naar- rvören dat de Raad vooralsnog zich liever uitspreekt over de functie van ge meentebode zijnde een functie die steeds werd vervuld door een persoon die hierin een volledig bestaan kon vinden en er een gezin van kon onderhouden. Met het oog hierop komt duidelijk de mening naarvoren dat men hier op de eerste plaats moet zoeken naar iemand die de bodefunctie niet aanvaardt •ls bijverdienste of iemand die uit andex'en hoofde reeds inkomsten geniet. Hierna wijst de voorzitter kort samenvattend nog eens op het standpunt van B.en W. en op de grote teleurstelling voor betrokken persoon en zijn gezin en vraagt hij de raad zich te laten leiden door het standpunt van B. en Vugebaseerd op sociale en reelasseringsgronden,die toch zeker met het oog op het komende Kerstfeest een rol spelen.B.en W. menen echter dat de Raad hier volkomen vrij is zijn standpunt te bepalen.Na voortgezette discus sie blijkt dat de Raad,met alle waardering voor het standpunt van B.en W toch unaniem van mening is dat B.en W.hier iemand benoemen die in de bode functie een volledig bestaan vindt zonder andere belangrijke neveninkom sten.De voorzitter zegt aan de Raad toe met dit standpunt volledig rekening te zullen houden.Het lid M.Rombouts vraagt dan of het niet mogelijk is dat de raadsleden ieder voor zich eens uitkijken naar een candiaaat of dat men een oproep plaatstterwijl de leden A.Bogers en J.Koppenbrouwers er opaan- dringen dat geen persoon boven de vijftig jaren zal worden benoemd.Wat het laatste betreft is de voorzitter volledig accoord maar wat het eerste be—

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1958 | | pagina 17