-18-
maar U moet het ons niet ten kwade duiden, Mijnheer de Voorzitter, als
we bepaaldelijk geen onfeilbare paus kennen en erkennen op het terrein
van stadsuitbreiding en welstandstoezicht.
Wat de sportaangelegenheden betreft, Mijnheer de Voorzitter: het komt
onze Fractie voor, dat de kwestie van het gebrek aan sportvelden geen
stap nader gekomen is tot een serieuze en afdoende oplossing. Ook hier
stuiten we weer op de starre houding van het Gemeentebestuur, i.c. de
Wethouder voor de sportaangelegenheden. Geen sportvelden op Visdonk.
Voor onze fractie blijft het echter de vraag: wat moet dan toch zwaar
der wegen: het volkomen ongerept laten van het landgoed Visdonk, om
dan dus een recreatiemogelijkheid te scheppen, waarvan de ervaring
leert, dat er slechts betrekkelijk weinig Roosendalers gebruik vanmaken,
öf toestaan dat er een enkel of enkele sportterreinen worden aangelegd
met name dan bijv. een hockeyveld, hetgeen dan inderdaad gedurende een
gedeelte van het jaar en dan nog slechts enkele uren per week de rust
enigszins zou aantasten maar waarmede men anderzijds een mogelijkheid
tot sportbeoefening voor vele jongeren schept?
Gaarne zou onze fractie een groot opgezet plan zien met de strekking
de bestaande nood in zake de sportvelden op te lossen. Naar de mening
van onze fractie zijn daartoe de mogelijkheden zeker aanwezig. Dat het
sport terrein-probleem, nog acuter wordt nu de Roosendaalse voetbalver
eniging Roosendaal spoedig van haar terreinen vandaan moet, spreekt
voor zich.
Of moeten we de plannen tegemoet zien tegelijk met de reeds meermalen
aangekondigde, nu reeds befaamde recreatie-nota, befaamd om haar zo
lang uitblijven vooral?
Het ligt toch niet in de bedoeling van de wethouder, deze nota klaar te
maken voor het volgende College van over twee en half jaar?!
Mijnheer de Voorzitter onze fractie wil gaarne haar medewerking verle
nen tot het instandbrengen van een betere accomodatie van het BSC-ter-
rein, maar daarnaast verwacht onze Fractie op zo kort mogelijke termijn
met het oog op het nieuwe seizoen voorstellen tot oplossing van de
kleed- en was-accomodatie op de sportterreinen van Vrouwenhof. Voor het
huidige kaduke houten geval, dat waarschijnlijk aan geen enkel bouw
voorschrift voldoet, schamen wij ons zeer.
Wat tenslotte de kwestie Vrouwenhof betreft, het verwondert onze fracti
zeer, dat, nu zelfs een lid van Uw College, Mijnheer de Voorzitter,als
een soort toeziende voogd aan het Bestuur van de stichting is toegevoeg
Vrouwenhof nog steeds een zorgenkind is gebleven.
Daar ik aanneem, dat over deze kwestie straks nog wel uitvoerig gede
batteerd zal worden, willen wij het bij deze opmerking laten.
We zouden ons voortreffelijk ambtenarencorps tekort doen, Mijnheer de
Voorzitter, als we hun aan het slot van onze beschouwingen geen hulde
brachten niet alleen voor de wijze van samenstelling en verzorging
van de begroting, maar vooral voor de wijze, waarop allen, van hoog
tot laag, zich met zoveel kennis en ambitie inzetten voor de belangen
van onze stad en gemeenschap.
In het bijzonder willen we hen ook danken voor de wijze, waarop ze ons
raadsleden helpen in het vervullen van onze taak.
Mijnheer de Voorzitter, nog pas veertien dagen terug bent U, mede in
naam van onze fractie, toegesproken door vertegenwoordigers van de Raad
U weet dus, dat hoge verwachtingen van U worden gekoesterd. Ook onze
fractie verwacht veel van U.
Dat het U ongetwijfeld moeilijk zal vallen, aan deze hoge verwachtinger
te beantwoorden indien U niet verzekerd zou zijn van velerlei medewer
king, begrijpen we ten volle.
Maar, Mijnheer de Voorzitter, in de aanvang van ons betoog hebben we
- U -
~1 9-
U al verzekerd, dat U ook onze fractie zeer welkom bent. Meer nog,
Mijnheer de Voorzitter, U kunt ook ten volle rekenen op de steun en
medewerking van ook onze fractie bij al Uw werk ten nutte van ons ge
liefd Roosendaal en zijn goede bevolking.
Mogen we dan sluiten, Mijnheer de Voorzitter, met de door U zo mooi
aangehaalde bede voor het volgende begrotingsjaar:"de Zoete Jezus zij
met ons en onze stad."
Dank U."
Vervolgens zegt de heer KOPPENOL het volgende:
"Mijnheer de Voorzitter,
Nu de begroting 1960 voor ons ligt, waarin met cijfers is uit
gedrukt, waarheen we dit jaar zullen koersen, zou ik dit kunnen verge
lijken met een schip, dat zich gereed maakt om zee te kiezen voor een
nieuwe reis van een jaar. Een reis, die uitgestippeld is in deze be
groting.
Wij gaan deze reis maken onder commando van een nieuwe gezagvoerder en
wij stellen ons vol vertrouwen onder zijn commando, verwachtende, dat hij
het schip met vaste hand zal sturen.
Een tweede opmerking zou ik willen maken wat de bemanning van het schip
betreft. Toen wij vorig jaar eveneens op het punt stonden om uit te va
ren zoals nu, doch met een gedeeltelijke nieuwe bemanning, was er tus
sen de bemanningsleden van de Partij van de Arbeid en een deel van de
andere bemanning, wel een zeer diep meningsverschil en wat is er ramp
zaliger voor een goede vaart dan een twistende en een tweedrachtige
bemanning, vooral als er moeilijk te bevaren zeeën genomen moeten wor
den?
Tot ons genoegen hebben wij echter kunnen constateren, dat tijdens
onze zojuist geëindigde reis, veel ten goede is gekeerd en dat wij
elkander op een juistere manier hebben leren kennen en waarderen. Voor
deze betere verstandhouding, zowel als de wijze waarop deze is gegroeid,
wil ik hier aan allen die dit raakt, onze erkentelijkheid uitdrukken en
ik verbind hieraan de hoop, nu we weer op t punt staan om uit te varen,
dat tijdens de komende reis voldoende wederzijds begrip betracht zal
worden om aan het einde van 1960 ons schip "Roosendaal en Nispen" met
een rijke lading de veilige thuishaven binnen te kunnen loodsen.
Toen U, Mijnheer de Voorzitter, als burgemeester van deze gemeente
werd geïnstalleerd, zijn U door de eerste wethouder tal van wensen
kenbaar gemaakt, die bij het gemeentebestuur leven en wij kunnen deze
allen onderschrijven. Voor één project wil ik echter Uw speciale aan
dacht vragen en wel voor een Bejaardencentrum en wij hopen U binnen
afzienbare tijd onze wensen hierover persoonlijk kenbaar te maken.
Nu West-Brabant in het middelpunt staat als toekomstig uitbreidings
gebied voor de randstad Holland en Roosendaal in dit gebied een cen
trale ligging heeft, zal het de taak zijn van het gemeentebestuur,
het juiste klimaat te scheppen om in de toekomst van deze uitbreiding
het grootst mogelijke profijt te kunnen trekken, al weten wij, dat
hierdoor veel typisch Roosendaals verloren zal gaan.
Tot slot van deze beschouwing willen wij onze dank uitbrengen aan de
loco-burgemeester voor de wijze, waarop hij de gemeente heeft bestuurd
tijdens de burgemeesters-vacature.
Mijnheer de Voorzitter, wij als P.v.d.A,-fractie, wij zijn ons ervan
bewust, dat wij slechts een klein deel van de bevolking vertegenwoor
digen, doch wij willen, zoals in het verleden, onze volle medewerking
geven aan de uitbouw van Roosendaal in vooruitstrevende zin."