153 moeten gaan. Maar het is wel een zaak, dat het een gebied is wat we kunnen gebruiken en wat een waardevol gebied was. Dus dat zullen we zeker proberen. Nou ja, proberen? Moeten handhaven in de toekomst. Mevrouw Henken, nou ben ik het even kwijt. Had u nou een vraag of niet? Ik geloof het niet, hé? - Mevrouw HENKEN: Mijnheer de voorzitter, nou de vorige keer had ik geen vraag en kreeg ik wel een antwoord en nu had ik wel een vraag en kreeg ik geen antwoord. Maar mijn vraag was, wanneer wij die plannen mogen verwachten? Binnen welk tijdsbestek? - De heer HOOGENDOORN, wethouder: Mijnheer de voorzitter, daar kan ik nu nog geen antwoord op geven. Dat weet ik niet. Ik zeg u toe, zo snel mogelijk, zodra we dat weten. Maar u bent ook blij met de subsidiebedragen die beschikbaar komen en wat dat betreft ook dank voor uw enthousiasme voor deze projecten. Voorzitter, dank u wel. De VOORZITTER: Wenst iemand in tweede instantie het woord? Het woord is aan mevrouw Buisman. Mevrouw BUISMAN: Voorzitter, dank u wel. Misschien is het niet duidelijk geweest, wethouder, maar wij bedoelden dat de projecten die nu worden uitgevoerd - of uitgevoerd gaan worden - dat dat hope lijk zo snel mogelijk gebeurt. Wij zouden graag willen dat er een harde toezegging komt, dat er jaarlijks terugkerend onderhoud aan gepleegd wordt. Dank u wel. De VOORZITTER: Het woord is aan wethouder Hoogendoorn. De heer HOOGENDOORN, wethouder: Mijnheer de voorzitter, harde toezeggingen. Ik zit al naar een collega te kijken, die hier in de toekomst over gaat. Maar ik denk dat we gewoon kunnen zeggen, dat we natuurlijk dat gebied moeten onderhouden. Maar harde toezeggingen? Wat bedoelt u dan met harde toezeggingen? We gaan niet zeggen dat we het laten verloederen. Dat kan natuurlijk niet. Het is nieuwe natuur waar we heel zorgvuldig mee om moeten gaan en ik neem aan dat we dat in de toe komst - de BVG-plannen zijn dat - ook zullen doen. Ik geef het woord aan wethouder Jonkers. De VOORZITTER: Het woord is aan wethouder Jonkers. De heer JONKERS, wethouder: Mijnheer de voorzitter, zo gaat dat. U legt aan en ik zal het onderhou den. De heer HOOGENDOORN, wethouder: Mijnheer de voorzitter, wie opent er nou? De heer JONKERS, wethouder: Mijnheer de voorzitter, ik wil even heel kort aanvullen dat het natuur lijk zo is - daarom hebben wij de discussie van tevoren al gevoerd - dat daar waar nodig, areaaluit breiding is en wij wachten de ambtelijke voorstellen hierover af. Daardoor dient ook het behoud van dit prachtig stukje land - dit prachtig stukje werk - onderhouden te worden. Maar daar hebben wij midde len voor nodig en wij komen daarvoor met voorstellen aan u. De VOORZITTER: Mag ik constateren dat u instemt met het voorstel? Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen (zie het besluit tot 43e wijziging van de gemeentebegroting van het dienstjaar 1999 en zie het besluit FEFPA/84a). 8.g Voorstel nr. 85: In het verleden buiten gebruik gestelde ondergrondse olietanks, zonder KIWA- Certificaat. De VOORZITTER: Eerst het woord aan wethouder Hoogendoorn, voor wat betreft de reactie op het geen wat in de commissie gesteld is. De heer HOOGENDOORN, wethouder: Mijnheer de voorzitter, de commissie heeft dit voorstel uitge breid besproken en het college een advies meegegeven. Ik kan u zeggen dat we daar in de college vergadering van afgelopen dinsdag over gesproken hebben en hoe we daar mee om willen gaan. Het is in ieder geval zo dat het college het noodzakelijk vindt, dat dit onderzoek plaatsvindt, naar de mo gelijke gevolgen van eventueel aan te treffen aanvullende maatregelen. Maar we gaan eerst onder zoeken wat de problematiek nu is. Als we dat in kaart gebracht hebben, dan kunnen we ook bepalen 154 wat er eventueel zou moeten gebeuren aan aanvullende maatregelen. Dan hebben we opnieuw een beslismoment en dan komen we naar u terug. Van dit is de constatering en wat kunnen we er daar verder mee doen. Maar op dit moment kunnen wij nog geen uitspraak doen over financiële maatrege len die de commissie suggereerde. Wij wilden daar mee wachten tot we de resultaten van dit onder zoek binnen hebben. Dat was het, voorzitter. De VOORZITTER: Wie wenst daarover het woord? Het woord is aan de heer Hermans. De heer HERMANS: Mijnheer de voorzitter, wij hebben er inderdaad in de commissie uitgebreid over gesproken en het college gaat er als volgt mee om. We willen een onderzoek starten en kijken wat daar de uitkomsten van zijn. Als we een onderzoek starten bij de mensen waar die tanks liggen, dan wek je toch op één of andere manier verwachtingen en zullen we toch vervolgmaatregelen moeten treffen, anders denk ik dat we net zo goed het onderzoek niet hoeven te starten. Ik wil toch graag, in de loop van het traject alvast wat meer informatie - en met name - over de juridische gevolgen die er eventueel aan vastzitten. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Hoogendoorn. De heer HOOGENDOORN, wethouder: Mijnheer de voorzitter, ik ga toch niet vooruit lopen op de uit komsten van het onderzoek. We gaan eerst onderzoeken en misschien valt het allemaal verschrikke lijk mee. Laten we nu eerst eens kijken hoe de situatie is en op zich is dat de enige verwachting die we wekken aan de eigenaren van die tanks, die in aanmerking willen komen voor dat aanvullende onder zoek. Het is in feite een geste die vanuit VROM ook geïnitieerd is en die wij graag ook hier in Roosen daal een vervolg willen geven. Maar niet meer verwachtingen dan dat er alleen maar onderzoek naar gedaan wordt. Verder gaan we echt niet op dit moment. Dat kunnen we pas zeggen als we de resul taten van het onderzoek binnen hebben. De VOORZITTER: Wenst iemand in tweede termijn het woord? Het woord is aan de heer Buijs. De heer BUIJS: Mijnheer de voorzitter, ik wil toch even mijnheer Hermans bijvallen. We hebben hier in de commissie langdurig over gesproken en wij hebben vooral onze zorg uitgesproken over datgene wat er eventueel letterlijk of figuurlijk naar boven zou kunnen komen. De wethouder gaat er nu van uit dat er bij 29 mensen een onderzoek gepleegd gaat worden en dat er bij 29 mensen een positief beeld naar boven gaat komen. Wij hebben onze vragen gesteld: probeer in kaart te brengen wat het zou betekenen als er bij mensen op een gegeven moment negatieve resultaten zijn, als er een milieuver vuiling geconstateerd wordt. Wat zijn dan de plannen van het college om daarmee om te gaan? We zouden daar een antwoord op krijgen. Ik heb gisterenavond bij de stukken gekeken en daar lag niets. De wethouder geeft nu het antwoord, wat overigens geen enkele aanvulling is van datgene wat er in de commissie is gezegd en ik denk toch dat er een aantal mensen zullen zijn - waar het onderzoek gepleegd wordt - die inderdaad daarna de verwachting hebben van, ja, wat voor gevolgen heeft dat als dat inderdaad toch niet het positieve resultaat heeft als men verwacht heeft? De VOORZITTER: Het woord is aan wethouder Hoogendoorn. De heer HOOGENDOORN, wethouder: Mijnheer de voorzitter, op "als dan kwesties" kunnen we op dit moment gewoon niet ingaan, net zo goed als we de "als dan" vragen eigenlijk niet kunt beantwoorden. Laten we nu eerst kijken hoe de situatie is. U bent het gelukkig eens met het onderzoek om dat te gaan starten. Misschien zijn het wel meer dan 29 gevallen, dit zijn de ons nu bekende gevallen. Maar het kan best zijn - door de publiciteit die eraan wordt gegeven - dat er nog meer mensen zich aanmel den. Dus misschien is het aantal nog groter ook. Dan zeg ik nogmaals, wij gaan nu niet verder dan dat we zeggen: we doen dat onderzoek en we kijken wat er uitkomt. En dan komen we - dat heb ik u wel toegezegd - met een rapportage naar u en dan kunnen we beoordelen wat we daar verder mee gaan doen. Op dit moment is het "als dan" en misschien valt het nog wel erg mee. Misschien zijn er ook gevallen dat er maatregelen getroffen moeten worden, dat zien we dan wel. Eerst onderzoeken en daar bent u het gelukkig mee eens. De VOORZITTER: Mag ik dan constateren dat u instemt met het voorstel? Zonder hoofdelijke stemming wordt dit - door de portefeuillehouder vooraf mondeling gewijzigde - voorstel aangenomen.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1999 | | pagina 80