137
En daar waar het dus niet over onderwijs inhoudelijke zaken gaat die hier regulier aan de orde gesteld
zullen worden, komen in ieder geval binnen de commissie zaken die met de verbetering van de sector
te maken hebben en dus ook raakvlakken met onderwijs, regelmatig terug. Mijnheer Polderman, ik
heb al gereageerd - dacht ik - op uw opmerkingen. U neemt de periode alleen toch wel een beetje erg
ruim, u heeft het over 31/2 jaar. De tijd gaat snel, maar ik zit toch - dacht ik - op een jaar minder. Mijn
heer Teusink, u geeft aan dat met deze 4,75 fte, er toch in ieder geval een kwaliteitsimpuls gegeven
wordt, waarvan u hoopt dat het er ook toe zou kunnen leiden, dat er - in ieder geval - ook generalisten
komen. U heeft dat woord niet meteen zo gebruikt, maar ik proefde uit uw woorden dat dat de intentie
is. Het is nu aan de orde, dat we de afdeling onderwijs goed wegzetten door een kwaliteitsimpuls te
geven, maar we gaan er vanuit dat die kwaliteitsimpuls ook zal zorgen voor een kwantitatieve afwer
king die zo adequaat mogelijk zal gebeuren en dat dat er ook toe zal bijdragen dat we na verloop van
enkele jaren ook echt over generalisten spreken, met allerlei linken ook met name naar jeugdbeleid
onderwijs. Allemaal zaken die in elkaar haken. Mijnheer Mol, u had nog de vraag hoe we omgaan met
de vraag over dat ene aanspreekpunt en daarmee kijk ik ook nog even naar mevrouw Brooijmans, die
vroeg, hoe het verder gaat met de uitwerking van de aanbevelingen in het rekenkameronderzoek, dat
wij in de raad van februari hebben besproken. U weet dat er toen is gezegd dat we in ieder geval die
aanbevelingen overnemen en dat het college na enkele maanden met voorstellen en uitwerkingen hier
bij u in de raad zal terugkomen. Dus daar wordt op dit moment hard aan gewerkt. Dan komt ook dat
punt, mijnheer Mol, hoe we omgaan met die vraag of we inderdaad voorstander zijn van een centraal
aanspreekpunt met name voor de schoolbesturen richting de gemeente. Voorzitter, ik denk dat ik in
ieder geval de onderwijsinhoudelijke aspecten heb gehad en daar waar dat mijn portefeuille aangaat,
ook nog de personeelsaspecten heb meegenomen. Tot zover in eerste instantie.
De VOORZITTER: Mijnheer Polderman zegt dat hij graag zou discussiëren over personeelsverant-
woordelijkheden, laat ik het zo maar even samenvatten. Wat hij zei, daar kan ik hem in volgen. Daar
waar hij de relatie legt met de discussie in de afgelopen besloten commissievergadering, daar kan ik
hem niet in volgen. Daar is absoluut geen aanleiding voor. De commissie heeft zelf besloten - op basis
wat daar aan de orde was - dat er reden was om dat in beslotenheid te doen en het is dus niet terecht
om dat hierbij te betrekken. Niettemin, vind ik het ook van belang - net als hij - dat we eens op basis
van een notitie in de commissie praten, over waar, welke verantwoordelijkheden liggen en welke aan
pak en welke procedures, als het gaat om kwaliteit en kwantiteit van personeel. Ik zeg u wat dat be
treft toe, dat u na de vakantie, vóór het einde van het jaar, een notitie daarover ter discussie in de
commissie ABZ aan de orde krijgt. Wenst iemand in tweede instantie het woord? Achtereenvolgens
wensen mevrouw Brooijmans, de heer Wamsteker, mevrouw Gepkens en de heren Polderman en
Teusink het woord. Het woord is aan mevrouw Brooijmans.
Mevrouw BROOIJMANS-VAN WAES: Mijnheer de voorzitter, dank u wel. Het blijft toch moeilijk om de
wethouder duidelijk te maken, wat het CDA nu precies wil. U zegt: er komen inderdaad rapportages,
er komt een terugmelding van hetgeen wat we doen op het gebied van onderwijsbeleid en u noemt
dan het Onderwijshuisvestingsplan, Onderwijsachterstandenplan en nog meer. Het Onderwijsachter
standenplan ligt bij mij keurig op de plank, dat plan is er maar moet wel uitgevoerd worden. Wij heb
ben toch het idee dat de capaciteitsuitbreiding juist iets meer zal kunnen realiseren van hetgeen wij
willen realiseren, op het gebied van onderwijsbeleid. Wij zouden dan ook graag zien, dat u vooraf de
doelen stelt, dan kunnen wij na een bepaalde tijd toetsen of die doelen gehaald worden. Ook de heren
Alberts en Teusink vroegen om tussenrapportages. Hoe je het ook noemt, je kunt het tussenrapporta
ges noemen, output gerichte rapportages, middelen, doelen. Wij willen gewoon heel concreet van u
een lijst met doelen horen en wanneer de resultaten bereikt kunnen worden. Dan nog naar aanleiding
van de inbreng van mijnheer Wamsteker, daar zijn we toch een beetje verbaasd over, vooral ook de
woorden die hij gebruikt. Temeer dat een aantal huisvestingstaken pas vorig jaar gedecentraliseerd
zijn. Als ik kijk naar het Onderwijsachterstandenbeleid dan is het per 1 augustus 1998 en onderwijs
allochtone levende talen per 1 augustus 1998. Dus in die zin zijn dat taken die nog niet zo lang op het
bordje van de gemeente liggen en daar kan nu aan gewerkt worden. Dank u wel.
De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Wamsteker.
De heer WAMSTEKER: Mijnheer de voorzitter, dank u wel. Soms heb je het gevoel dat het een lange
winter is geweest, voordat het weer zomer wordt. Wij hebben het gevoel dat het nu echt zomer kan
gaan worden, in alle opzichten. Ook met betrekking tot onderwijsbeleid. Voorzitter, wij weten dat de
wethouder niet stil gezeten heeft. Ze heeft twee jaar lang flink geworsteld met de uitvoering van de
nieuwe taken. Waarvan inderdaad - zoals mevrouw Brooijmans zegt - sommige pas op 1 augustus
138
1998 zijn begonnen. Ik heb dat in eerste instantie ook telkens vermeld. Nieuwe taken te vervullen met
een beperkte capaciteit en ze heeft het toch voor elkaar gekregen. Ondertussen heeft de wethouder
ook binnen het college geknokt om onderwijsbeleid meer "body" te geven. Letterlijk en figuurlijk. Kort
om, de Roosendaalse Lijst is blij dat de zon nu weer gaat schijnen, ook al moet je altijd alert blijven,
want je weet maar nooit wanneer die plotseling weer verduisterd wordt.
De VOORZITTER: Dank u. Het woord is aan mevrouw Gepkens.
Mevrouw GEPKENS: Voorzitter, ja, binnenkort is het weer zover. Maar ik geloof dat je daarvoor naar
Duitsland moet. Maar dat zult u beter weten dan ik, moet ik u eerlijk zeggen. Het is en blijft natuurlijk
een feit dat je met de zomer wel blij kunt zijn, wij zijn er ook altijd blij mee, maar ze kunnen ook heet
zijn en daar zijn we dan ook weer blij mee. Mijnheer Wamsteker, u zegt ook in tweede termijn - en de
wethouder heeft dat ook aangegeven in haar beantwoording - dat zij bij voortduring heeft gezegd,
zowel in de wandelgangen als officieel in de commissie, dat het nodig is dat er capaciteit op onderwijs
bijkwam. Daarin sprak ze niet anders dan de rest in deze raad, maar ik moet dan toch constateren dat
het haar in die 2V2 jaar niet gelukt is - wat nu wel gelukt is - om de capaciteit uitgebreid te krijgen. Ik
vind het toch nogal een hele tijd, die u daar voor nodig heeft gehad. Ik heb in eerste instantie aange
geven, dat u die tussentijd hebt gevuld met noodmaatregelen en dat daarbij sprake is geweest van
verdubbeling van een aantal onderzoeken die hier hebben plaatsgevonden. Asset, die extra is inge
zet. Ik heb dat gekoppeld aan de term verspilling van overheidsgelden. U hebt daar in eerste instantie
helemaal niet op gereageerd - dat kan misschien uw bedoeling zijn - maar ik vind het een term die
voor ons in ieder geval een aardige lading heeft, dus vandaar dat ik er in tweede instantie nog even op
terug kom. Want ik vind echt dat er in dit geval, door te laat maatregelen te nemen - door structurele
maatregelen te nemen - echt geld is verspild. Dat is jammer, daar waar we volgende maand onge
twijfeld in de perspectiefnota aan de orde zullen krijgen, dat de bomen niet tot in de hemel groeien,
enz. De wethouder verwijst ook dat de behandeling - wat de personele zin betreft - in de commissie
ABZ heeft plaatsgevonden. Maar het is echt zo geweest, dat dit voorstel ter advisering is gegaan naar
de commissie WOC en dat in de commissie ABZ - ik kan daar van spreken omdat ik in alle twee zit -
het alleen ter kennisgeving is geweest en dat daar verder aan de orde zijn geweest de andere perike
len op de afdeling welzijnsbeleid. We hebben u in eerste instantie - nogal dringend - gevraagd om van
dit soort situaties toch eens iets te leren en niet voortdurend te grijpen naar het instrument van onder
zoek en nog een onderzoek en nog een extra onderzoek. Maar dat het soms nodig is om meteen iets
te doen. Ik zou daar toch graag van u nog een reactie op horen en uw reactie op onze opmerking over
de financiën. Wij hebben in eerste instantie gezegd, dat ons probleem is dat de dekking niet in dit
voorstel staat, maar is doorgeschoven naar de perspectiefnota. Wij vinden eigenlijk dat er bij elk voor
stel de financiële dekking in geregeld moet zijn en dat dus in het voorstel moet staan: wij stellen u
voor, dit en dit, krediet te voteren, daar en daar en daar uit. Want dan is het een voorstel wat compleet
is. Nu leg je als het ware op voorhand een claim op de perspectiefnota. Het is een kwestie van syste
matiek die wij vorig jaar - bij wat toen nog de voorjaarsnota heette - hebben aangekaart en ik heb in
eerste instantie ook nog gezegd dat ik daar deze keer mee akkoord ga - en dat doe ik namens onze
fractie - omdat de perspectiefnota er aan zit te komen. Dank u wel.
De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Polderman.
De heer POLDERMAN: Mijnheer de voorzitter, de wethouder zegt dat mijn verwijt zou zijn dat zij nooit
geluisterd had in de commissie, als wij het hadden over de capaciteitsproblemen. Nou, dat heeft u
natuurlijk wel, want ze schildert het zelf af, dat ze voortdurend heeft geknokt om daar wat voor elkaar
te krijgen. Mijnheer Wamsteker spreekt van een winter, waardoor het nou zomer gaat worden. Ik denk
inderdaad dat het "tropenjaren" geweest zijn voor u en vandaar dat ik ze ook dubbel heb geteld. Want
u hebt gelijk, het zijn geen 31/2 jaar, maar 2V2 jaar geweest. Maar het waren - dat neem ik wel aan -
gewoon zware jaren. Maar het gaat erom dat ik van het begin af aan heb gezegd, dat er meer mensen
bij moeten. Maar ik constateer gewoon dat u er toch 21/2 jaar voor nodig hebt gehad, voordat het zover
is en dat vind ik dan toch een langdurig geworstel. Ik ben blij dat we er nu dan uit zijn, maar het zijn
toch 21/2 jaar die we eigenlijk toch wel eerder in hadden kunnen zetten, als we van het begin af aan
gewoon wat beter in hadden gespeeld, op die taken die het Rijk naar ons toegeschoven heeft. Want ik
wil wel toegeven, dat dat natuurlijk wel extra op ons bordje is gekomen. Dat kan ik u ook niet verwijten,
dat is zondermeer een feit. Nogmaals, ik neem wel aan dat u er hard voor gewerkt heeft, maar ik moet
alleen constateren dat u weinig potten hebt kunnen breken, de afgelopen 21/a jaar. Dat betreur ik dus
wel. Voorzitter, over uw toezegging om snel met een notitie te komen om het personeelsbeleid in wat
algemenere zin in openbaarheid te bespreken, daar ben ik verheugd over. Want ik ben inderdaad van