133 heeft het onderwijs moeten roeien met de riemen die ze had. En, voorzitter, ik moet zeggen dat, ge zien de omstandigheden, dat ook nog goed gebeurd is. Ook al moest het soms met kunst en vlieg werk. Maar het is toch van de gekke, dat de capaciteit onderwijs per 1 januari 1997 wordt ingekrom pen met 2,3 plaatsen, terwijl op datzelfde moment de decentralisatie van onderwijstaken van Rijk naar gemeente, leidt tot een kolossale uitbreiding van taken. Een paar voorbeelden. 1onderwijshuisvesting, tot 1 januari 1997 een beperkte taak van de gemeente. Daarna de totale beoordelingscyclus van huisvestingsverzoeken, de financiering, de ontwikkeling van een nieuw beleid. Gelukkig hebben we hiervoor externe hulp kunnen inroepen. 2. onderwijsachterstandenbeleid, per 1 augustus 1998 beleid ontwikkelen. Tot voorkoming en aanpakken van onderwijsachterstanden. Goed, het Onderwijsachterstandenplan is er, maar wat een extra inspanningen, wat een tour the force was daar niet voor nodig. 3. onderwijs allochtone levende talen per 01-08-1998. Van tevoren geen rol van de gemeente, nu behoefteonderzoeken omzetten in een beleids- en uitvoeringsplan, uitvoeren en financie ren. 4. schoolbegeleiding per 1 januari 1998. Meer verantwoordelijkheid voor invulling en uitvoering van schoolbegeleiding bij de gemeente. 5. Veel meer overleg, onder andere met het Lokaal Onderwijsforum. In het kader van het uitvoe ren van de regietaak, Lokaal Onderwijsbeleid. En wat te denken van de uitvoering en de uit breiding van het werk van de leerplichtambtenaar. Deze krijgt er ook nog even 5000, 18- tot 23 jarige bij. En tevens moet hij of zij zorgen dat jongeren zonder startkwalificatie voor de ar beidsmarkt - die voortijdig het onderwijs verlaten - sluitend aangepakt worden. Nee, voorzitter, dat de uitbreiding allang noodzakelijk was is zo klaar als een klontje. Dat daar eerst nog eens een vergelijking van drie nagenoeg even grote gemeenten voor nodig was, is ronduit be schamend. Zeker als je dan moet constateren dat Roosendaal op minder dan de helft van de onder wijscapaciteit van een gemeente als Helmond zit. Maar goed, beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Het lijkt voor ons toch te veel op een onderschatting van het belang van het onderwijs tot nu toe, in het hele gemeentelijke spel. Hopelijk hebben de drie genoemde onderzoeken; rekenkamer, IME en vergelijkbare gemeenten voorgoed met deze onderwaardering van de rol van onderwijs afge rekend. Het onderwijs mag nooit een ondergeschoven kind, binnen de gemeente zijn. Dank u wel, voorzitter. De VOORZITTER: Het woord is aan mevrouw Gepkens. Mevrouw GEPKENS: Voorzitter, eindelijk is het dan zo ver. Er is uitbreiding van capaciteit in zicht voor de mensen die zich op het Stadskantoor bezig moeten houden met onderwijs. Eigenlijk kon het ook niet anders en mijnheer Wamsteker heeft het al uitgebreid aangegeven. Maar sinds 1997 - na de re organisatie - waren minder mensen beschikbaar en tegelijkertijd werden er vanuit de landelijke over heid meer taken gedecentraliseerd en die kwamen dus gewoon op het gemeentebordje te liggen. Nou, een conclusie is heel snel te trekken. Dan heb je uitbreiding van capaciteit nodig en de fractie van POR/GroenLinks stemt daar dan ook van harte mee in. Maar ook wij hebben daar een nogal on gemakkelijk gevoel bij. Want waarom moet het nu eigenlijk 2Vz jaar duren voordat de gemeente erkent dat er een foutje is gemaakt en dat het nodig is om aanvullende maatregelen te treffen. Want in die 21/2 jaar zijn er natuurlijk wel allerlei noodverbanden gelegd, die eigenlijk handenvol geld kosten. Ge meenschapsgeld en wat ons betreft riekt dat toch een beetje naar verspilling. Ik noem er een paar. Het inschakelen van Bureau Asset, in ieder geval een jaar langer dan gepland was. De overlapping bij verschillende onderzoeken naar de onderhoudstoestand van de huisvesting, zoals dat keurig door de rekenkamer op een rijtje is gezet. De inzet van - zeg maar - "oude" ambtenaren die op andere afdelin gen al actief waren en het foutje bij de spoedprocedure, vorig jaar. Allemaal voorbeelden, waar toch extra geld - gemeenschapsgeld - ingezet moest worden, omdat de capaciteit gewoon niet voldoende was. Wij vinden het jammer dat op deze manier een nogal behoorlijk budget is verspild. En dan spreek ik eigenlijk nog niet eens over hetgeen mensen is aangedaan. Want met zo'n beleid van "pappen en nathouden", beschadig je natuurlijk ook heel veel mensen. Het werkt natuurlijk heel contraproductief, als je je realiseert dat het de mensen zijn die het werk moeten uitvoeren en die je als bestuurder op het spoor moet zetten van goed beleid, als je dan niet op tijd besluiten neemt. Het gaat me te ver om hier nu allemaal in te gaan op de vraag aan wie dat allemaal ligt. Het zal wel aan een heleboel men sen een beetje liggen. Maar wij vragen u toch heel dringend om daar nou eens een keer iets van te leren. Het is niet per definitie goed om iets tot aan het gaatje te blijven onderzoeken en dan pas echt iets te gaan doen. Soms moet je gewoon iets aanpakken en iets doen. Wij - en ook andere fracties - hebben daar in het verleden al vaker naar verwezen. Een beetje technisch probleem hebben wij nog steeds met het raadsvoorstel en dat is de financiering. Die wordt doorgeschoven naar de perspectief- 134 nota. Die komt gelukkig al over een maand, maar u hebt toch weer gezegd dat de financiering daarin wordt geregeld. - Er wordt iets geroepen. - Mevrouw GEPKENS: Voorzitter, komt die morgen? Zomaar vier dagen voor de eerste commissiever gadering? Geweldig. Maar het probleem van de financiering wordt toch weer doorgeschoven naar de perspectiefnota. En daarmee komt het waarschijnlijk te staan op het lijstje van noodzakelijke voorzie ningen die getroffen moeten worden. En dat betekent dat je als raad op dat moment weer minder be wegingsvrijheid hebt dan normaal gesproken. Het woord zegt het al, in de perspectiefnota moet je toch eigenlijk de kans krijgen om ook een perspectief aan te geven. Dit keer gaan we er toch mee akkoord, omdat die inderdaad volgende maand in deze raad al aan de orde is. Dank u wel. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Alberts. De heer ALBERTS: Mijnheer de voorzitter, het voorliggende plan ten aanzien van de capaciteit bij de afdeling onderwijs en onderwijsbeleid, is een belangrijke stap om uit een diep dal te komen. De reken kamer noemde het ver onder de maat. De onderbouwing voor dit voorstel is gelukkig goed terug te vinden in alle rapporten en notities, die ter inzage zijn gelegd. Hartelijk dank hiervoor. Maar met de uitbreiding van formatieplaatsen zijn we er nog niet en ik zal u daarbij niets nieuws vertellen. Er zal nog hard gewerkt moeten worden, want meer mensen is namelijk nog geen garantie dat de problemen worden opgelost. Natuurlijk, in de rapporten staan alle knelpunten helder en goed geanalyseerd. Niet alleen wat betreft capaciteit, maar ook wat betreft de structuur van de organisatie, het leiding geven, het ontbreken van een nieuw lokaal onderwijsbeleid etc. Mijnheer Wamsteker is nog wat uitgebreider geweest, in het opsommen van een aantal onderwijstaken. Ik zal dat niet herhalen. Dat betekent ook dat er een grote achterstand moet worden ingehaald en dat de huidige staf van medewerkers nogal wat deuken heeft opgelopen. Tevens geeft dit voorstel nog aan, dat er nog uitbesteding van werk zaamheden nodig is, om die achterstand in te halen en dat ook externe deskundigheid daarbij nog nodig is. Tevens geeft u - in het vertrouwelijk kwaliteitsverbeterplan - grote prioriteit, onder leiding van een projectgroep om deze veranderingen te sturen. Wij zijn daar bijzonder verheugd mee. De fractie van de Partij van de Arbeid stemt dan ook in met dit voorstel, maar wil tevens dat de raad op de hoogte wordt gehouden van de voortgang, van de verbetering. Of de maat is bereikt, of de doelen worden gehaald, zoals de eerste spreekster al heeft verwoord. Wij vragen u dan ook een toezegging te doen, om met tussenrapportages te komen, zodat wij als raad tijdig kunnen controleren of doelen moeten worden bijgesteld, of uitbesteding van werk nog nodig is, of de organisatie adequaat is omge vormd, ja, dan nee, enz. Wat dat laatste betreft, vinden wij het een heel belangrijk punt dat die toe zegging er komt, om te kunnen beoordelen of doelen - en tussendoelen - gehaald worden om niet in herhaling te vallen. Voorzitter, dank u voor de geboden gelegenheid. De VOORZITTER: Dank u. Het woord is aan de heer Polderman. De heer POLDERMAN: Mijnheer de voorzitter, ik ben een beetje beduusd van de bijdrage van mijn heer Wamsteker, moet ik zeggen. Want na zo'n helder, maar hard betoog - en eigenlijk kritiek op de eigen wethouder - dacht ik, hij gaat Wiegel achterna en hierna komt de motie van afkeuring voor de eigen wethouder. Maar dat bleef nog net achterwege. Voorzitter, het is voor de zoveelste keer dat we een punt van onderbezetting bij de afdeling welzijnsbeleid aan de orde hebben. En eindelijk schijnt u zover te zijn om toe te geven aan de al veel eerder - door anderen en ook door mijn partij - gevraagde capaciteitsuitbreiding. Bij de discussie over de rekenkamer heb ik er ook al op gewezen dat er een direct verband bestaat tussen kwaliteit en kwantiteit. Maar u wilde dat toen - van mij - niet aannemen of het was niet aan de orde. Voorzitter, aan de ene kant ben ik natuurlijk verheugd dat u nu van plan bent om iets aan de onderbezetting te willen doen, aan de andere kant ben ik toch wat bevreemd door het gegeven dat het nu wel door het college erkend wordt. Wat me daarbij het meest heeft gestoord is het feit dat u het kennelijk wel wilt aannemen van het bureau IME en niet van velen hier in de raad en zelfs niet van uw eigen fractiegenoot, begrijp ik. Want inderdaad, ik ben niet de enige geweest in de commissie en de raad die dit naar voren heeft gebracht. Het is door diverse fracties opgemerkt. Weliswaar in verschillende toonaarden en het duidelijkst vanuit de oppositie, maar toch vrij regelmatig vrijwel commissie- en raadsbreed. Als je het rapport leest, dan is het allemaal zo voor de hand lig gend. Uitbreiding takenverzwaring van gemeentelijke bevoegdheden en daar tegenover een inkrim ping van bezetting. Mijnheer Wamsteker heeft dat uitvoerig aan de orde gehad. Je hoeft werkelijk niet voor organisatiedeskundige gestudeerd te hebben om te begrijpen dat dat niet goed kon gaan. Mijn-

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1999 | | pagina 70