8 we er dus al zijn. In ieder geval niet waar we wezen moeten. U doet wel een poging om bij voorbaat de kritiek de wind uit de zeilen te nemen, door in de inleiding te zeggen dat het een plan is dat niet veel ambities heeft. Overigens vind ik dat u uzelf daarmee tekort doet, want er staan nogal wat ambi ties in, zelfs teveel, want het college komt er ook weer op een aantal terug. Maar ondanks die slag om de arm wil ik me daar toch niet door laten weerhouden om een aantal punten toch nog met u door te nemen. Met name in hoofdstuk 4, daar hebt u het over de missie, de doelstellingen en de kerntaken. U schrijft daar onder meer: "uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid van de gemeente minimaal betekent dat de hulpvraag niet uit het oog mag worden verloren en dat een integrale aanpak van de problematiek het uitgangspunt is. De burger wordt op klantvriendelijke wijze behandeld", einde citaat. U kunt het amper met droge ogen lezen, de klant centraal, zo wordt het ook wel samengevat. Dus een prima missie, voorzitter, maar als ik dat vergelijk met de regels uit hoofdstuk 8, zoals dat wordt gefor muleerd, waar het gaat om de beoordeling of een uitkering kan worden verstrekt, dan moet ik toch wel even slikken. U schrijft dan dus, dat het uitgangspunt is: "dat de klant zelf moet aantonen of hij of zij recht heeft op bijstand". De aantoonplicht van de klant - en u werkt dat dan in dat hoofdstuk nog nader uit - scherpt u aan en u schrijft zelfs dat een cultuuromslag vereist is, want dat het een stap verder gaat dan tot nu toe gebruikelijk is en u zegt dan: "als niet aNe informatie of bewijsstukken aanwezig zijn dan wordt geen uitkering verstrekt en zelfs geen voorlopige". Voorzitter, als ik dan lees wat het allemaal is - die informatie - op bladzijde 40, dan gaat het toch om belangrijke dingen, met name bij voorbeeld giro- en bankafschriften van de laatste drie maanden, zowel van de klant als diens eventu ele partner. Dat zijn allemaal minimale dingen die ook erbij moeten zijn als het gaat om een aanvraag voor bijzondere bijstand. Daar staan nog dingen bij als de aanstellingsbrieven, ontslagbrieven, zowel van de klant en diens eventuele partner over de laatste vijf jaar. Dat is toch een hele waslijst aan for maliteiten die mensen moeten nemen en dat is toch vaak ook een punt waar de mensen enorme pro blemen mee hebben. Voorzitter, dan vraag ik me toch inderdaad af of dat nu die klantvriendelijke aan pak is. Is dat dan de hulpvraag niet uit het oog verliezen en is dat die integrale aanpak die de proble matiek van de klant zo centraal stelt? Als je het uitwerkt dan betekent dat dus dat als een mevrouw van een jaar of zeventig - die een aantal jaren gespaard heeft om van haar kleine AOW-tje wat opzij te zetten en de bril gaat bijvoorbeeld kapot en ze zou zeggen: "nou, dan moet ik toch een aanvraag doen voor bijzondere bijstand" en er blijkt dan dat ze drie maanden geleden 100,- teveel op de giro had, helaas dan gaat dat niet door. Op die manier kunnen de regels worden geïnterpreteerd en dan vraag ik me toch of we dan zijn waar we wezen moeten. Want u schrijft, dat het niet 100% te voorkomen is dat mensen bijstand ontvangen die daar - gezien de omstandigheden - geen recht op hebben. Dat is zo - en met u vind ik dat fraude bestreden moet worden - maar ik maak me eerlijk gezegd meer zor gen om het feit dat we ook niet 100% kunnen voorkomen, dat mensen geen bijstand krijgen terwijl ze er wel recht op hebben. Dat zou naar mijn idee speerpunt van beleid moeten zijn, de bestrijding van de zogenaamde "stille armoede" en iedereen die de minimamonitor heeft gelezen zal het ook beamen. Terwijl er toch al zoveel de gang naar de bijstand niet maken, maakt u het nog eens extra gênant door ze dus vervolgens letterlijk bijna het hemd van het lijf te vragen. Ik vind dat eerlijk gezegd niet kloppen met uw missie om die hulpvraag niet uit het oog te verliezen. Eerlijk gezegd word ik maar schraal ge troost door uw belofte, dat u ook in 1999 het gebruik van de formulieren op het aspect van de klant vriendelijkheid, zult gaan beoordelen. Ik constateer dat het kennelijk makkelijker is om de klantvrien delijkheid in een beleidsnotitie te zetten, dan door hem door te voeren in de harde praktijk van regels en voorschriften. Toch zou daar juist - naar de wens van de SP - die cultuuromslag moeten liggen. Voorzitter, een ander punt is de mogelijkheid van de gemeente om de instroom- en doorstroombanen vanuit de regeling "extra werkgelegenheid langdurige werklozen", om die op 130% van het minimum loon te zetten en bij een dienstverband - dat meestal slechts parttime kan worden aangegaan - zou dat dan de werkelijke financiële vooruitgang betekenen voor de mensen die daar gebruik van maken. Want vaak wordt aan die mensen in die Melkertbanen een dienstverband - wat parttime is - aangebo den en dan gaan ze er vaak netto niet op vooruit. Er zijn zelfs voorbeelden bekend dat ze erop ach teruit gaan. Voorzitter, tenslotte vind ik het jammer dat de schrijver van het rapport kennelijk al verder was dan het college. Ik wijs op de wijziging in het raadsvoorstel ten aanzien van de passage over de minimamonitor, om daar een aantal zaken over te nemen wat betreft de verruiming van de toepassing van de bijzondere bijstand. Ik vind het jammer dat u daar opnieuw op terugkomt. Dan kom ik bij het laatste punt voorzitter, over het aspect van de kwijtscheldingsnorm. Daar is ook al uitvoerig over ge discussieerd in eerder verband en toen wij laatst in de commissievergadering de minimamonitor be spraken, toen was raadsbreed eigenlijk de voorkeur om die kwijtscheldingsnorm op te trekken naar 100%. We hebben het er wel vaker over gehad en in overleg met de fracties van de Partij van de Ar beid en POR/GroenLinks hebben we een motie voorbereid om dan nu een keer spijkers met koppen te slaan. 9 - De motie luidt als volgt. - "De gemeenteraad van Roosendaal, in vergadering bijeen op donderdag, 28 januari 1999; heeft kennis genomen van, het "Beleidsplan Abw 1999, met het oog op de toekomst!", de minimamonitor 1998; gehoord hebbende, de discussies over de kwijtscheldingsnorm voor gemeentelijke heffingen; draagt het college van B&W op, deze kwijtscheldingsnorm te verruimen conform de aanbeveling in de minimamonitor tot 100% van het bijstandsniveau; en gaat over tot de orde van de vergadering". De motie is ondertekend namens de PvdA-fractie door de heer Van Antwerpen, de POR/GroenLinks- fractie door de heer Verschuren en de SP-fractie door de heer Polderman. - De heer DE JAEGER, wethouder: Mijnheer de voorzitter, mag ik even een toelichting vragen aan mijnheer Polderman? Hij is niet gedateerd, welke datum bedoelt u? Van nu, met ingang van heden? - De heer POLDERMAN: Mijnheer de voorzitter, dat het college opgedragen wordt in 1999 die verrui ming daadwerkelijk in te voeren. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Jansen. De heer JANSEN: Mijnheer de voorzitter, uit dit beleidsplan blijkt dat de klant via de aantoonplicht een grotere eigen verantwoordelijkheid krijgt, wat de Roosendaalse Lijst wel aanspreekt. Maar voorzitter, het mag niet teveel naar de andere kant doorslaan. De lokale bestuurlijke verantwoordelijkheid blijft behouden en ik denk dat dat ook zo hoort. De binnengemeentelijke kostentoerekening is een belang rijk aspect. Niet alleen hier bij dit gedeelte, maar bij veel meer facetten. In de commissie is toegezegd dat het verder zal worden onderzocht, specifiek dan met betrekking tot dit geval. De vestiging van het CWI in de Dunantstraat kan de goedkeuring van de Roosendaalse Lijst wegdragen, omdat dat naar de mening van ons het meest efficiënt zal kunnen zijn. Hulpverlening op maat, waarbij cliënten veel zaken zelf moeten kunnen regelen en invullen. Gezien het opleidingsniveau van de cliënten dienen vooral in te vullen formulieren duidelijk te zijn. Daar dient dus toch nog extra aandacht aan te worden besteed. Bij de armoedebestrijding met betrekking tot de bijzondere bijstand schort het aan duidelijke informatie, maar als we het goed lezen op bladzijde 48 is het bedoeling daar iets aan te gaan doen. In het verleden hebben we ook over de kwijtscheldingsnorm al meerdere malen gesproken. De Roosen daalse Lijst gaat er vanuit, voorzitter, dat ze als commissie ook bij de Wet REA zullen worden betrok ken en ik heb zojuist gezien dat het reeds op de agenda van de commissie SAS staat van 4 februari. Wat in de commissie al is gezegd, herhalen wij hier, dat het van belang is dat de VNG actie onder neemt met betrekking tot kortingen en dat daar door Roosendaal ook bij de VNG op wordt aange drongen, maar we nemen aan dat dat inmiddels al wel is gebeurd of zal gebeuren. Tot zover in eerste instantie, voorzitter. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Hermans. De heer HERMANS: Mijnheer de voorzitter, dank u wel. Wij hebben over dit beleidsplan in de com missie uitvoerig gesproken en het beleidsplan is volgens de Vrije Lijst een realistisch en een flexibel plan, waarbij gekozen wordt voor een doeltreffende en adequate uitvoering van de taken die zijn op gedragen aan de gemeente en die de afdeling moet uitvoeren. Er wordt gestreefd naar een uitvoering op maat, waarbij de klant centraal staat. In het beleidsplan worden een aantal prioriteiten gesteld, waarmee de Vrije Lijst volledig kan instemmen. Wat betreft het kwijtscheldingsbeleid - zoals de motie van de SP, POR/Groen-Links en PvdA - wachten wij eerst even de beantwoording van de wethouder af, voordat wij daar een besluit in nemen. Dank u wel. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Van Antwerpen. De heer VAN ANTWERPEN: Mijnheer de voorzitter, ook in de commissie hebben we al van onze in stemming met deze nota doen blijken. We vinden het een hele goede nota, hij straalt een stukje en thousiasme en ambitie uit - dat moet overigens nog maar eens waargemaakt worden - maar wij kon den hier heel goed mee uit de voeten. Nou weet ik dat deze wethouder op het moment dat je hem wat lof toezwaait, denkt "dat heb ik alvast binnen". Het gevolg is dat hij dan soms niet zo goed luistert naar

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1999 | | pagina 6