131 zijn - of dat wijs is - dat moeten we in het licht van die nota, weer opnieuw bespreken. Maar voors hands ligt het niet in de bedoeling om dat aspect mee te nemen. De VOORZITTER: Wenst iemand in tweede instantie hierover het woord? Neen? Mag ik constateren dat u allen instemt? Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen. 6.a Voorstel nr. 70: Asbesthoudende vloer wijkhuis West. De VOORZITTER: Wie wenst daarover het woord? Achtereenvolgens wensen de heren Alberts en Polderman het woord. Het woord is aan de heer Alberts. De heer ALBERTS: Mijnheer de voorzitter, het voorstel is akkoord, geen probleem. Ook gezien de urgentie. We zijn ook blij met de medeverantwoordelijkheid van de gemeente om "sam-sam" te doen, samen de kosten te delen. Maar in dit voorstel waarschuwt u toch ook voor mogelijke precedentwer king en schrijft u: "is er dringend behoefte aan algemeen beleid voor de toekomst". Dringend, we ken nen natuurlijk ook de asbesthoudende gevelplaten van het Gertrudis, zeer urgent. Minder urgent - maar toch ook belangrijk - zijn de problemen van Stichting Nisipa die al vanaf 1998 een plan heeft liggen om achterstallig onderhoud te plegen. Dat plan ligt nog steeds op de plank, omdat we wachten op het toegezegde integraal huisvestingsplan van onderwijs- en welzijnsgebouwen. We weten dat dat is toegezegd. Gezien de achterstand op de afdeling Welzijn, wat betreft de uitwerking van dit plan, is toch dringend behoefte - niet alleen voor de raad - voor toch nogal wat mensen, zeker voor de wel zijnsgebouwen, maar natuurlijk ook voor de onderwijsgebouwen, dat dit plan er gaat komen. Dit voor stel op zich akkoord, gezien uw opmerking van: "we hebben behoefte aan algemeen beleid", wil de fractie van de Partij van de Arbeid toch nogmaals vragen: onderkent u deze problematiek die ik schets en kunt u een toezegging doen, wanneer de totstandkoming van dit plan er aan gaat komen? Dank u wel. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Polderman. De heer POLDERMAN: Mijnheer de voorzitter, eigenlijk een vraag van gelijke strekking. Want ik kan me herinneren dat ik vorig jaar - toen het onderzoek aan de orde was - nog heb aangedrongen op juist het meenemen van alle asbesthoudende problemen in de gemeentelijke gebouwen, zowel in onder wijs- als welzijnsgebouwen. Vandaar dat het mij toch wel verbaast dat dit er ineens zo tussendoor komt. Want dan blijft het natuurlijk een post die steeds op de post "onvoorzien" gaat drukken, terwijl het volgens mij juist te voorzien is, als je het inventariseert. Vandaar mijn vraag wanneer die inventari satie komt, waarin we op termijn beleid kunnen maken. De VOORZITTER: Het woord is aan wethouder Chamalaun. Mevrouw CHAMALAUN, wethouder: Mijnheer de voorzitter, dank u wel. Zowel de heren Alberts als Polderman grijpen dit onderwerp - de asbesthoudende vloer in wijkhuis West - aan, om ook nog eens nadrukkelijk te vragen naar de resultaten - wat betreft het IHP - van het onderzoek door Asset. Het wordt uiteraard wel meegenomen - het onderhoud van de gebouwen - maar ik zeg niet meteen dat het ene het gevolg is van het andere. U weet dat hier een verzoek ligt, zoals u ook in het voorstel kunt zien - waarin de kwestie aan de orde was - dat er de vraag bij ons kwam van: "kunnen wij een financi ële bijdrage krijgen voor het verwijderen van de vloer, waar asbesthoudende delen inzitten"? Die zijn - zo heeft u kunnen lezen - in ieder geval niet schadelijk voor de volksgezondheid. Dat is natuurlijk van alles, het eerste grote belang geweest. In tussentijd loopt dat onderzoek van Asset. Het loopt zeker niet zo snel zoals we allemaal zouden willen en wensen. Het is toch een groot traject, met name de koppeling van de welzijnsaccommodatie en die van onderwijs. Met name de heer Alberts, vraagt toch of er toezeggingen gedaan kunnen worden. Dat is natuurlijk altijd gevaarlijk, zoals u zult begrijpen. Ik wil wel een richting aangeven - en dat wil zeggen - dat zoals nu de laatste stand van zaken is, er in ieder geval na de zomervakantie de gegevens beschikbaar zouden moeten kunnen zijn. Maar nog maals, afhankelijk van alle gegevens, met name met betrekking tot de prognoses, die nodig zijn voor de onderwijsgebouwen. Maar zodra er hier iets over te melden is dan kom ik daar zeker bij de com missie op terug. 132 De VOORZITTER: Dank u. Wenst iemand in tweede instantie het woord? Het woord is aan de heer Polderman. De heer POLDERMAN: Mijnheer de voorzitter, de wethouder zegt toe, na de zomervakantie. Maar dan hoor ik liever een toezegging waarin staat "vóór", want na de zomervakantie dat kan dus echt heel lang duren. De VOORZITTER: Het woord is aan wethouder Chamalaun. Mevrouw CHAMALAUN, wethouder: Mijnheer de voorzitter, vóór het einde van het jaar, mijnheer Pol derman. De VOORZITTER: Mag ik constateren dat u instemt met het voorstel? Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen (zie het besluit tot 33e wijziging van de gemeentebegroting van het dienstjaar 1999). 6.b Voorstel nr. 71Onderwijscapaciteit bij de afdeling WWB. De VOORZITTER: Wie wenst daarover het woord? Achtereenvolgens wensen mevrouw Brooijmans, de heer Wamsteker, mevrouw Gepkens en de heren Alberts, Polderman, Teusink en Mol het woord. Het woord is aan mevrouw Brooijmans. Mevrouw BROOIJMANS-VAN WAES: Mijnheer de voorzitter, de decentralisatie van onderwijstaken heeft gevolgen voor zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve formatie op de afdeling welzijnsbeleid. Het rekenkameronderzoek onderwijs en het capaciteitsonderzoek van IME, geven ieder op hun eigen wijze aan dat investeringen op dit gebied hard nodig zijn. Het voorstel dat nu voor ons ligt, voorziet in een aanzienlijke uitbreiding qua bezetting. Het CDA, vind deze uitbreiding noodzakelijk, gezien de decentralisatie van de onderwijstaken. Een investering die behoorlijk is en uw college voldoende arm slag geeft om het beleidsterrein onderwijs uitte voeren. Voorzitter, tot nu toe heb ik gesproken over de input en de noodzaak van de input. Ik zou verder uit kunnen wijden over de kwaliteit en de kwantiteit van de input in allerlei mooie abstracte bewoordingen. Maar dat heeft niet veel zin. Want, voorzitter, voor het CDA gaat het vooral om de output. Het gaat om het realiseren van doelen, meetbare doelen. We denken hierbij onder andere aan de onderwijshuisvesting, het onderwijsachterstandenbeleid, leer plicht en "sluitende aanpak voor jongeren". In de commissievergadering hebben wij gevraagd om een terugkoppeling. U heeft toegezegd, de commissie op de hoogte te houden van ontwikkelingen op de afdeling welzijnsbeleid. Het CDA vindt deze toezegging wat mager, te vaag en te abstract. Het CDA vindt dat de commissie moet kunnen toetsen of doelen gehaald worden. Met andere woorden, een op output gerichte terugkoppeling. Want, het is aan de raad om te sturen op output en het is aan uw col lege om dit te organiseren met de input. Voorzitter, in de raadsvergadering van 25 februari van dit jaar, presenteerde de rekenkamercommissie haar eindrapport met conclusies en aanbevelingen. In reactie hierop heeft wethouder Chamalaun gezegd, er alles aan te doen om voor de zomervakantie de aan bevelingen van het rekenkameronderzoek "onderwijs" uit te werken. Het voorstel van vanavond zien wij als uitwerking van één van de aanbevelingen. Kunnen wij binnenkort een reactie op de overige aanbevelingen verwachten? Dank u wel. De VOORZITTER: Dank u wel. Het woord is aan de heer Wamsteker. De heer WAMSTEKER: Mijnheer de voorzitter, aan de orde is de uitbreiding van de onderwijscapaci teit. Dus van het totaal aantal ambtenaren op het terrein van het onderwijs. De Roosendaalse Lijst heeft daar de volgende opmeikingen over. Om te beginnen ons eindoordeel. Wij - als Roosendaalse Lijst - ondersteunen van harte dit raadsvoorstel tot uitbreiding van de onderwijscapaciteiten met 4,75 arbeidsplaatsen. Er is immers volop werk te doen op onderwijsgebied. Het moet ons alleen van het hart, voorzitter, dat het toch diep treurig is dat het zolang heeft moeten duren voor u met het voorstel kwam. Waarom was er eerst een IME-rapport nodig, wat overduidelijk aantoonde dat er kwantitatief een aanzienlijke onderbezetting was. Waarom was er eerst een rekenkamerrapport nodig, dat de vin ger legt op de wonde van de kwalitatieve onderbezetting. Voorzitter, voor sommige dingen zijn geen onderzoeken nodig. Sommigen dingen, ziet zelfs een kind dat net primair onderwijs gevolgd heeft. Wij - en andere partijen - zien en roepen het al sinds 1 januari 1997. Er is te weinig onderwijscapaciteit. En toch moest het nog 21/2 jaar duren voor werkelijk bewezen is dat water vochtig is. Ondertussen

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1999 | | pagina 69