45
van een beleidskader mag niet veroorzaken dat het LOF op zich niet goed kan functioneren. Tot slot,
voorzitter, de conclusie nummer zeven die sluit geheel aan bij wat al veel vaker in de commissie Wel
zijn aan de orde geweest is. Namelijk dat het noodzakelijk is dat - volgens ook een onderdeel van de
opdracht - Asset haar kennis overdraagt aan de afdeling welzijnsbeleid. Wij nemen aan dat dat ook op
korte termijn gaat gebeuren. Voorzitter, ik wil het daar eigenlijk bij laten. Ik wil afsluiten met de opmer
king dat - wat de WD betreft - deze rekenkamercommissie volledig aan de verwachtingen heeft vol
daan en we verwachten dan ook dat een volgende rekenkamercommissie op hetzelfde niveau haar
werk zal kunnen uitvoeren.
De VOORZITTER: Het woord is aan mevrouw Adriaansen.
Mevrouw ADRIAANSEN-VAN NISPEN: Mijnheer de voorzitter, in de raadsvergadering van september
1998 is de onderwerpkeuze en de formatie van de rekenkamercommissie aan de orde geweest. In
deze vergadering is gekozen om als eerste onderzoek het onderwijs te kiezen en speciaal de gevol
gen van de decentralisatie van de onderwijsuitgaven per 1 januari 1997. Nog geen half jaar na deze
keuze ligt nu het definitieve rapport op tafel. De fractie van de Roosendaalse Lijst heeft alle lof en
waardering voor de manier waarop deze rekenkamercommissie haar eerste onderzoek heeft gepre
senteerd. Het rapport is een goed en een degelijk stuk werk. Wij zijn de mening toegedaan dat we
maar één onderwerp per jaar moeten onderzoeken omdat het toch behoorlijk wat tijd kost, voor zowel
de raadsleden als het ambtelijk apparaat. Voorzitter, wat de aanbevelingen betreft, deze kan onze
fractie volledig ondersteunen. Vooral aanbeveling twee, namelijk om op korte termijn stappen te on
dernemen ter verbetering van de kwaliteit van de uitvoering van de onderwijstaken, wil onze fractie
extra bij het college onder de aandacht brengen. Onze fractie is het met de rekenkamercommissie
eens dat de kwaliteit op de afdeling zo snel mogelijk terug op niveau gebracht moet worden. Wij vin
den dat een vast aanspreekpunt voor schoolbesturen, een must is. De ingewikkelde materie en de
regelgeving bij onderwijs en met stip de tijdslimieten vragen om een aanspreekpunt waar schoolbestu
ren naar toe kunnen. Extra aandacht vraagt onze fractie nog voor aanbeveling vier. Door het ontbre
ken van de resultaten van het Asset-onderzoek, is het rapport niet helemaal compleet. Wij hopen dat
ook de resultaten van dit onderzoek betrokken zullen worden bij het ICS-rapport. Onze fractie kan dus
akkoord gaan met de vijf aanbevelingen en met het voorstel dat de commissie aan het college doet.
De VOORZITTER: Het woord is aan mevrouw Knappers.
Mevrouw KNAPPERS-HOPSTAKEN: Mijnheer de voorzitter, dank u wel. Ik wil me graag aansluiten bij
alle lof die hier al geuit is. Niet alleen aan het ambtelijk apparaat, maar zeer zeker toch ook aan de
commissie. Want ik vind dat die op een zeer korte termijn heel veel goed werk hebben verricht. Want
het is dan toch ook een heel moeilijke periode, de maanden december en januari. Er zit veel vakantie
in en om toch in die korte tijd dit stuk op papier te krijgen - samen met de ambtenaren - dat vind ik toch
wei een compliment waard. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we goed notitie moeten nemen van
de conclusies en de aanbevelingen en ook zoals de meesten doen om op zeer korte termijn met een
voorstel te komen. Dank u wel.
De VOORZITTER: Dank u. Het woord is aan de heer Polderman.
De heer POLDERMAN: Mijnheer de voorzitter, het blijkt toch nog even oefenen voor de raad om van
dit nieuwe instrument goed gebruik te kunnen maken. De rekenkamer zelf zegt dat de gegunde tijd
tekort was om alles waar we naar op zoek waren, ook daadwerkelijk boven tafel te krijgen. Maar het is
dan ook geen Parlementaire Bijlmerenquête, zullen we maar zeggen. Hoewel we hiermee dus niet het
naadje van de kous weten, biedt het rapport toch wel enig inzicht, wat er zowel fout zit en dus voor
verbetering vatbaar is op het gebied van het onderwijs. De SP vindt het toch een beetje jammer dat
het rapport wat is blijven steken bij het aspect van de onderwijshuisvesting en op bladzijde 28, bij con
clusie vier staat overigens "onderwijsvesting" en ik vond dat wel een typerende beschrijving, maar dat
terzijde. Het is natuurlijk zonneklaar, voorzitter, dat onderwijs alleen gegeven kan worden als de ge
bouwen er zijn - voldoende en in orde - dat we er zoveel tijd en energie in moeten stoppen om het op
orde te krijgen, deze eerste basisvoorwaarden geeft op zich ai te denken. Ik stel vast dat van de vijf
aanbevelingen die de commissie doet, er vier betrekking hebben op de huisvesting van het onderwijs.
Alleen aanbeveling twee, gaat niet over de huisvesting maar gaat over het verbeteren van de commu
nicatie tussen het veld en de overheid, één ambtelijk aanspreekpunt. Ik vind het jammer dat de com
missie zich hiermee wat op de vlakte houdt, waar het gaat over de ambtelijke capaciteit. Over het
gegeven dat we ondanks meer taken, minder mensen hebben ingezet na de herindeling en de reor-
46
ganisatie daarover geeft de commissie geen oordeel. Ze schrijft op bladzijde 24 geen oordeel te ge
ven over de kwantitatieve inzet van de capaciteit, maar concludeert wel dat de kwalitatieve uitvoering
van de onderwijstaken in de afgelopen twee jaren niet adequaat is geweest. Voorzitter, naar de opvat
ting van de SP heeft de kwantiteit op een gegeven moment altijd een kwantitatieve omslag. Dat is één
van de ijzeren wetten van de dialectiek. Ik betreur het dat onze eigen raadscommissie het kennelijk
niet aangedurfd heeft om zichzelf hierover een oordeel te vormen. Maar zich hiertegen wat verschuilt
achter uw college door het af te doen, met de opmerking dat aan de commissie WOC op korte termijn
een notitie van B&W zal worden voorgelegd, over de kwantitatieve en kwalitatieve capaciteit. De re
kenkamercommissie stelt het college voor om in dat kader stappen te ondernemen. Dat vind ik dan
een vrij overbodige aanbeveling, want hier wordt aanbevolen dat u iets moet gaan doen wat u al toe
gezegd had. Ik vind dat hierbij onze raadscommissie wat in gebreke is gebleven, ik had wat meer
verwacht. Voorzitter, voor de duidelijkheid de SP kan met alle vijf de aanbevelingen uit de voeten en
ook de conclusies uit het rapport kan de SP onderschrijven. Op het aspect van de ambtelijke capaci
teit had de commissie wat ons betreft wat dieper mogen spitten, maar helaas het is niet zo en we zul
len het inderdaad maar aan gebrek aan tijd houden en de volgende keer - wat dat betreft - beter. Ten
slotte, voorzitter, nog een losse opmerking. U weet dat ik me nogal eens erger aan al te ambtelijk en
vakjargon gebruik in uw nota's, maar ik moet zeggen dat onze eigen raadscommissie er ook wat van
kan, want het "doordecentraliseren", hoe je dat moet hanteren en of het allemaal wel correct Neder
lands is - nou we het toch over onderwijs hebben - daar heb ik dan mijn vragen bij, maar dat terzijde.
Dank u wel.
De VOORZITTER: Het woord is aan wethouder Chamaiaun.
Mevrouw CHAMALAUN, wethouder: Mijnheer de voorzitter, dank u wel. Het was 24 september 1998
toen de raad gekozen had voor het onderwerp - voor het rekenkameronderzoek - onderwijs. Ik moet
heel eerlijk zeggen, dat ik toen als wethouder van onderwijs blij was dat juist dit - toch eigenlijk voor
velen van ons, nieuwe gegeven bij de gemeente sinds de decentralisatie van 1997 - onderwerp geko
zen werd. Om eens een keer in zijn volle breedte - alhoewel sommige leden het toch nog teveel be
perkt zien tot de huisvestingszaken maar het is zo breed - in de korte tijd die de rekenkamer gegeven
was te onderzoeken. Ik wil ook graag vanaf deze plaats mijn waardering uitspreken voor de leden van
de rekenkamercommissie en de adequate ambtelijke ondersteuning die er toe hebben bijgedragen dat
dit rapport nu tot stand is gekomen. Ik ben blij dat je nu eens een keer alle zaken op een rijtje hebt -
die wij inmiddels in de gemeente hebben - met betrekking tot het onderwijs. Als je ziet wat er voor
procedures gevolgd moeten worden, toetsingsmomenten, de verschillende verordeningen die we hier
allemaal hebben vastgesteld. Dan is er heel wat gebeurd in die twee jaar en zoals mevrouw Lanooij
zei, het is een zeer complexe materie. In die zin ben ik content en tevreden met dit onderzoek en kan
me volledig vinden in de conclusies en de aanbevelingen.
De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Pirée.
De heer PIRÉE: Mijnheer de voorzitter, in de allereerste plaats heb ik kunnen turven dat alle fracties
hun waardering uitspreken voor het werk van de commissie. Ik wil het graag doorgeven aan de overi
ge leden van de commissie en last but not least aan onze ondersteuning. Dus bij deze. Het is niet het
werk van alleen maar de commissieleden geweest. Ik kan ook constateren dat alle fracties in grote
lijnen - of eigenlijk helemaal - de aanbevelingen en conclusies kunnen onderschrijven. Dus wat dat
betreft mogen we als rekenkamercommissie - denk ik - blij zijn dat we zo'n groot draagvlak gevonden
hebben voor het rapport. Zonder nu alle sprekers helemaal genoegen te kunnen doen, want anders
duurt de raadsvergadering veel te lang, er zijn ook heel vaak zaken genoemd die door meerdere frac
ties naar voren zijn gekomen. Er komen toch een paar kritische vragen boven drijven waar ik op in zou
willen gaan - een klein beetje - voorzitter, als u het toestaat? En dat is de heer Jos van de Sande, die
sprak over "kousenvoeten en hoogpolig tapijt". Nou is het lopen op kousenvoeten door hoogpolig tapijt
een zeer aangename bezigheid en dat kun je beter doen dan over een koude tegelvloer. Ik moet u
vertellen dat dat niet helemaal juist is geïnterpreteerd, mijnheer Van de Sande. Het is namelijk zo, als
je als rekenkamercommissie opereert moet je - en dat is de vaste mening van de rekenkamer - met
feiten aankomen dragen. Feiten zijn: je toetst zaken aan normen en zodra daar afwijkingen zijn dan
heb je een feit: het is een plus of het is een min of het valt op de norm. En de zaken, waar u vindt dat
wij met kousenvoeten gelopen hebben, die zijn niet zo hard te normeren. Wij hebben als rekenkamer
commissie bijvoorbeeld onze uiterste best gedaan om er achter te komen - bij vergelijkbare gemeen
ten - wat daar de kwantitatieve bezetting was inzake onderwijs, de gemeentelijke bezetting van on
derwijs. En dan loop je al aan tegen het feit, dat de ene gemeente werkt met een bestuurscommissie -