41 De VOORZITTER opent om 19.30 uur de vergadering en zegt: Ik open de vergadering en heet u allen van harte welkom. We hebben een bericht van verhindering gekregen van de heer C.J. van de Sande en mevrouw Brooijmans heeft laten weten later te komen. 1Vaststelling van de notulen van de vergadering van de raad van de gemeente Roosendaal van 28 januari 1999. De VOORZITTER: Er is een wijziging binnen gekomen van mijnheer Eist. Op bladzijde 16, op de 8e regel waar hij aan het woord is, daar staat vermeld: zijn bij veel "banen" van gelijke strekking. Dit moet zijn: zijn bij veel "baden" van gelijke strekking. En er is een tweede wijziging binnengekomen van mijn heer Verschuren op bladzijde 10. Op de 4e regel waar hij aan het woord is, daar staat: Het levert ons een heleboel "kerngetallen" op. Dat moet zijn: Het levert ons een heleboel "kengetallen" op. Dat is een schrijffout. Ik stel u voor beide wijzigingen aan te brengen en daarmee zijn de notulen vastgesteld. 2. Ingekomen stukken en mededelingen De VOORZITTER: Wie wenst daarover het woord? Achtereenvolgens wensen de dames Adriaansen en Knappers en de heer A.M. van de Sande het woord. Het woord is aan mevrouw Adriaansen. Mevrouw ADRIAANSEN-VAN NISPEN: Mijnheer de voorzitter, onze fractie zou graag C-stuk 1 en C- stuk 2 - waar het gaat over overlast van jongeren - besproken zien in de commissie voor Algemene en Bestuurlijke Zaken. Het gaat ons dan niet zo zeer om het antwoord op de brief, maar veel meer om eens een bredere discussie met elkaar te hebben over het inhoudelijke en om eens te kijken in hoe verre het mogelijk is om deze problematiek aan te pakken. De VOORZITTER: Ik wou u op dat punt eigenlijk een ander voorstel doen en dat is om het niet in de commissie ABZ, maar in de commissie WOC aan de orde te stellen. En daar dan een notitie aan ten grondslag te leggen, die het jeugdbeleid op dat punt betreft, zodat we u dan ook gebaseerd op infor matie over wat er op dat punt allemaal aan jeugdbeleid gebeurt of zou kunnen gebeuren en u daar een discussie over kunt voeren in de commissie. Akkoord? Het woord is aan mevrouw Knappers. Mevrouw KNAPPERS-HOPSTAKEN: Mijnheer de voorzitter, voor mij geldt in principe precies hetzelf de, zij het dat ik voor C-stuk 1 zou willen vragen om toch wel direct tot uitvoering van eventuele oplos singen over te gaan, want ik heb begrepen dat er een overleg is geweest over de oplossingen. Het antwoord van die brief zat namelijk niet bij de stukken, maar ik zou toch wel graag die uitvoering ge stand laten doen dat het niet langer ophoudt. Want ik denk dat de tijd daar hoog is. Het is vijf voor twaalf daar. De VOORZITTER: Daar kan wethouder Jonkers u het een en ander over vertellen, want daar hebben we in de afgelopen B&W-vergadering over gesproken. De heer JONKERS, wethouder: Mijnheer de voorzitter, dat klopt. De brief is door B&W afgelopen dinsdag goedgekeurd en vastgesteld. Ik betreur het dat deze niet bij de stukken ligt. Dat is dinsdag gebeurd, het is nu donderdag. Maar ik begrijp van u dat u er prijs op stelt dat wij dat zo spoedig moge lijk afwerken. Dat houdt dan in dat begin volgende week de brief verstuurd kan worden. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer A.M. van de Sande. De heer A.M. VAN DE SANDE: Mijnheer de voorzitter, E-stukken zijn die ook aan de orde? Dan zou ik graag E-stuk 6 in de commissie ABZ besproken zien. De VOORZITTER: Het boekje van de Stichting Drugsbeleid? Akkoord. Dat kan. Dan hebben we daarmee de ingekomen stukken en mededelingen gehad. Zonder hoofdelijke stemming worden deze ingekomen stukken en mededelingen aangenomen. 3. Eindrapport rekenkamercommissie. 42 De VOORZITTER: Allereerst het woord aan de voorzitter van de commissie, de heer Pirée. De heer PIRÉE: Mijnheer de voorzitter, dank u wel. Dames en heren, het is toch wel een beetje een unieke gebeurtenis. Hier ligt het eerste rapport van de Roosendaalse Rekenkamercommissie voor u, die door u is ingesteld op 24 september 1998 en die bestond uit de heren Hermans, Koster, Van Steekelenburg, Verschuren en ondergetekende. Wij hebben van u op 24 september 1998 de navol gende opdracht meegekregen: "Onderzoek naar de financiële structuur van de onderwijsuitgaven van de gemeente, naar de decentralisatie van de onderwijsuitgaven per 1 januari 1997. Met als nadere vraag: welke gevolgen hebben deze veranderingen gehad voor zowel de communicatieve, de juridi sche als de financiële relaties met de diverse partners"? Wij hebben een methode gevolgd die uit een aantal fasen bestond. We hebben literatuuronderzoek gepleegd, we hebben dossieronderzoek ge pleegd, onderzoek van de interne stukken - financiële stukken voornamelijk - waaronder de begrotin gen en de meerjarenramingen en we hebben interne- en externe interviews gehouden. Extern met een aantal schoolbesturen en intern met de directie van de sector welzijn en de wethouder onder wiens portefeuille dit onderwijs valt. Het heeft natuurlijk weinig zin dat ik het complete rapport aan u ga voorlezen, u heeft het allemaal kunnen bestuderen. Wat ik nog wil opmerken is dat de commissie in zijn algemeenheid vond, dat de tijdsduur wel erg kort is geweest voor een dermate onderzoek, temeer gezien het onderwerp onderwijs en de periode van het jaar - met een schoolvakantie in die periode - waarin je als je met onderwijsmensen te maken hebt, ook niet elke minuut met elkaar kunt communi ceren. Het rapport zoals het hier ligt wordt onderschreven door alle leden van de commissie, de totale eindconclusie. De rekenkamercommissie heeft een achttal conclusies getrokken en een vijftal aanbe velingen gedaan die u vindt op de pagina's 28 en 29 van het rapport. De commissie vindt het ook nog even op zijn plaats om hier dank uit te spreken aan het ambtelijk apparaat, wat een goede hulp en een goede ondersteuning is geweest bij dit onderzoek. Zonder dat apparaat - en ik ga ze maar niet alle maal persoonlijk noemen - hadden wij het helemaal niet voor elkaar gekregen om in deze korte perio de, dit rapport neer te leggen. Verder wilde ik het - wat het rapport betreft - daarbij laten. Los van het feit, dat de kernpunten van dit rapport de aanbevelingen en de conclusies op de pagina's 28 en 29 te vinden zijn en ik zou zeggen dat ik de eerste instantie hierbij zou willen openen. Als er fracties zijn die op- en aanmerkingen, vragen en toelichting hebben dan gaan we die nu gewoon fractiegewijs langs. De VOORZITTER: Wie wenst daarover het woord? Achtereenvolgens wensen de dames Lanooij en Gepkens, de heren Swinkels en A.M. van de Sande, de dames Cormaux, Adriaansen en Knappers en de heer Polderman het woord. Het woord is aan mevrouw Lanooij. Mevrouw LANOOIJ: Mijnheer de voorzitter, voor ons ligt het 1e onderzoeksrapport van de Roosen daalse Rekenkamercommissie en wel een onderzoek naar de gevolgen van de decentralisatie van de onderwijsuitgaven. Enkele punten willen wij vanavond onder uw aandacht brengen, allereerst het fi nanciële aspect. Uit het onderzoek is gebleken dat de laatste paar jaar, 4,5 miljoen gulden in onder wijsvoorzieningen is geïnvesteerd. De rijksmiddelen zijn volledig bij het onderwijs terechtgekomen. De vraag is echter of we het huidige investeringsniveau willen handhaven of dat we naar een kwalitatief hoger voorzieningenniveau in het onderwijs willen. Is het laatste het geval, dan zullen we extra ge meentelijke middelen moeten inzetten, er zal dus een keuze gemaakt moeten worden. Voorts wijst het onderzoek uit dat er lacunes in de communicatie tussen de gemeente en het onderwijsveld zijn ge constateerd. Het Lokaal Onderwijs Forum is een middel om de communicatie te optimaliseren. Aan vankelijk kwamen in dit overleg kinderziektes voor, doch het laatste jaar is er vooruitgang geconsta teerd. Dat duidt er wel op dat er extra geïnvesteerd dient te worden in de communicatie met het on derwijsveld. Ook blijkt dat het ambtelijk personeel de laatste twee jaar duidelijk onder druk heeft ge staan. Er zal een nieuwe impuls gegeven moeten worden aan de personele bezetting. De bezetting is aan de magere kant zowel kwantitatief als kwalitatief. De CDA-fractie wacht met belangstelling het onderzoek af. De komende bestuursperiode zal er in ieder geval een structurele oplossing moeten komen. De CDA-fractie vindt het de moeite waard om een onderzoek in te stellen naar de gezamenlij ke inkoop. Er zou bijvoorbeeld aangesloten kunnen worden bij de centrale inkoop van de gemeente. Ons inziens levert gezamenlijke inkoop financieel voordeel op. Voorts hecht de CDA-fractie er aan dat er kennisoverdracht van Asset naar de ambtelijke organisatie plaatsvindt. Voorzitter, de rekenkamer heeft een kwalitatief goed rapport gemaakt waarin een complexe materie inzichtelijk is gemaakt. De vraag of een rekenkamercommissie het juiste middel is om politiek bestuurlijke zaken in beeld te brengen kunnen wij bevestigend beantwoorden. Het is een intensief overleg geweest en vooral ook een leerproces. Het geeft de politiek de gelegenheid om verdieping te geven aan een bepaald onder werp. Bij deze willen wij dan ook - evenals mijnheer Pirée al gedaan heeft - de ambtenaren bedanken voor hun ondersteuning aan de commissie. Naar aanleiding van dit onderzoek is in ieder geval duide-

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1999 | | pagina 23