30 expliciet twaalf koopzondagen zou kunnen vaststellen. Want we komen nu immers welgeteld op zes tien, terwijl we in de hoofdlijnen van de wet op twaalf komen. Dank u wel. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Polderman. De heer POLDERMAN: Mijnheer de voorzitter, een paar punten. U zegt inderdaad en dat blijkt uit de stukken dat het voortzetting van staand beleid is. In die zin wordt er niet veel veranderd. Toch wil ik eigenlijk aan de wethouder vragen of zij het met mij eens is, dat langzamerhand door deze oprekking de openstelling van winkels van 06.00 uur tot 22.00 uur is. De nadelen van de zogenaamde 24-uurs economie die we steeds verder doorgevoerd zien worden, dat die nadelen toch langzamerhand wel zichtbaar worden en mijnheer Hertogh spreekt ook over de koopzondagen - daar heeft hij al eerder gewag van gemaakt - van een enquête die er onder de winkeliers zou zijn, waarin met name toch de kleine winkeliers steeds meer bezwaren beginnen aan te tekenen tegen dat maximum aantal van twaalf koopzondagen. Dus mijn vraag is eigenlijk, zijn we er langzamerhand niet toe om dat toch wat te gaan minimaliseren? Over de feestdagen heb ik gemerkt dat Koninginnedag tegenwoordig geen normale feestdag meer is, maar ook 5 mei is niet opgenomen en ik vraag u toch of dat de overweging langzamerhand niet waard is, om 5 mei op te voeren als officiële vrije feestdag? Om het historiebesef - waarom we eigenlijk 5 mei vieren - te bevorderen. 1 Mei is ook een idee - zover wil ik niet gaan - maar laten we beginnen bij 5 mei. De VOORZITTER: Het woord is aan mevrouw kerkhof. Mevrouw KERKHOF-MOS, wethouder: Mijnheer de voorzitter, het is jammer dat mijnheer Hertogh geen speciale commissievergadering heeft aangevraagd. U weet dat dit advies naar de commissie schriftelijk is gedaan, maar er was alle aanleiding voor om eventueel te vragen om een mondelinge behandeling. Daar heeft u geen gebruik van gemaakt, terwijl de antwoorden vanavond toch eigenlijk meer antwoorden zijn, die we eens rustig met elkaar in de commissie zouden moeten bespreken. Eigenlijk is er vanavond niet veel bijzonders aan de hand. De twee oude verordeningen - uit de voor malige gemeente Wouw en de voormalige gemeente Roosendaal en Nispen zijn in elkaar geschoven, aangepast aan een nieuwe situatie. Dat was ook nodig in verband met de regels ARHI, Algemene Regels Herindeling - en na twee jaar moet je één nieuwe verordening maken voor de nieuwe ge meente Roosendaal. Daarnaast hebben we rekening moeten houden met de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht en dan hebben we natuurlijk ook een aantal heel plaatselijke situaties ingevuld. Maar erg veel anders dan in het verleden is de situatie niet geworden. Ook toen waren al avondwinkels in de verordening voorzien en ook toen was het criterium dat er één avondwinkel mag zijn per 15.000 inwoners. Nou, ons inwonertal is wat gegroeid, met andere woorden als inderdaad een strikt criterium wordt aangehouden, mogen het er in plaats van vier in de voormalige gemeente Roosendaal en Nispen, nu vijf zijn want we hebben bijna 75.000 inwoners. Overigens hebben zich al enige jaren geleden bij ons twee kandidaten gemeld, om - als dat aan de orde zou zijn - ooit een nachtwinkel te kunnen realiseren. Want die winkels die moeten ook aan een aantal criteria voldoen. Ze mogen onder andere vanaf 16.00 uur pas open zijn en op de normale "overdagse" uren moeten ze dan gesloten zijn. Concreet is er op dit moment nog niet één avond- of nachtwinkel actief in het Roosendaalse, waarbij ik even een kleine slag om de arm moet houden met betrekking tot een aantal benzinestations. Ik meen me te herinneren dat die inmiddels van deze mogelijkheden gebruik maken en zoals u weet - omdat u concreet vraagt of dat langs uitvalswegen ligt - liggen die langs uitvalswe gen want die moeten, in verband met andere regelgevingen, zo dicht mogelijk bij de rijksweg liggen. Een misverstand met betrekking tot artikel 9, mijnheer Hertogh, is zeker uw vraag of dat dan eetgele- genheden betreft. U noemt daar heel concreet bij, shoarmatenten. Nee, dat is niet aan de orde. Het gaat hier om de detailhandel en daar wordt een shoarmagelegenheid of andere eetgelegenheden niet toe gerekend, die vallen onder de horecabestemming. Het gaat dus om een winkelbestemming, het gaat ook om een Winkeltijdenwet. Dat betekent dus echt detailhandel. Nogmaals, het betekent niet het ongebreideld open mogen zijn - bijvoorbeeld in de nachtelijke uren - van shoarmagelegenheden. Ik begrijp eerlijk gezegd niet erg goed hoe u aan zestien koopzondagen komt? De wet geeft twaalf als maximum aan, maar het is wel zo dat het totale grondgebied van de gemeente in zes segmenten is opgedeeld. Roosendaal stad en de vijf dorpen, ieder van die segmenten mag gebruik maken van de twaalf koopzondagen en als dat verschillende data zijn, dan zijn dat voor de totale gemeente inder daad meerdere koopzondagen, maar niet op elk deel van het grondgebied. Daar mag geen misver stand over bestaan. Met andere woorden, als Wouw en de Wouwse ondernemersvereniging, twaalf zondagen aanwijzen - dat worden er dan overigens minder in Wouw op hun verzoek - dan gelden die koopzondagen niet op het grondgebied van stad Roosendaal. In die zin mag u die koopzondagen dus ook niet bij elkaar optellen. In het algemeen - moet ik u zeggen - vraagt het gemeentebestuur aan de 31 Roosendaalse Ondernemers Federatie om een advies - voor Roosendaal stad en aan de lokale on dernemersvereniging in de dorpen - over hun wensen met betrekking tot de koopzondagen. Mijnheer Polderman, openstelling tussen 06.00 uur 's morgens en 22.00 uur 's avonds. De wet geeft dat aan en het lokaal bestuur is niet bevoegd om op de wetgeving te beknibbelen. Overigens moet ik u wel zeg gen dat in de praktijk blijkt dat lang niet alle winkeliers van de optimale mogelijkheden van de winkel tijdenwet gebruik maken. U kunt dat dagelijks zien, want er zijn maar heel weinig winkels - ik meen een aantal supermarkten - na 18.00 uur open. De normale detailhandel in de wijkwinkelcentra, maar ook in het centrum van de stad is om 17.30 uur gesloten. Die optimale tijden die worden dus alleen bij uitzondering gebruikt. Het mag wei, dat is ook niet iets wat het gemeentebestuur regelt, want zij ma ken daarbij zonder meer gebruik van de mogelijkheden die de wet biedt. Als u zegt dat die ruimere winkeltijden - maar ook die koopzondagregeling die bij de wet ver is verruimd - inderdaad gevolgen heeft voor bijvoorbeeld het personeel dat moet werken in de detailhandel, dan heeft u daar zonder meer gelijk in. Ik ben het met u eens dat die tendens tot de 24-uurs economie beslist ook in de famili ale sfeer en in de sociale sfeer allerlei nadelen met zich meebrengen. Overigens nadelen die het ge meentebestuur niet kan beperken. Wij hebben nog eens uitdrukkelijk op verzoek van het DISK - waarmee ik ook deze week een gesprek heb gehad - nagegaan bij de VNG of het gemeentebestuur bevoegdheden heeft om op andere gronden, dan openbare orde en veiligheid, het aantal koopzonda gen te beperken, maar dat is niet het geval. Dat zou onbehoorlijk bestuur zijn, met andere woorden, alleen openbare orde en veiligheid en woon- en leefmilieu zijn de toetsingscriteria op grond waarvan wij eventueel tot het aanwijzen van minder dagen zouden kunnen overgaan, dan wel tot het niet ver lenen van een ontheffing van de sluitingstijden. Met andere woorden, als de ROF - of winkeliersvere nigingen - ons verzoeken om twaalf dagen aan te wijzen dan is het aan ons niet anders dan te toetsen op die criteria en dan ook die twaalf dagen aan te wijzen, als er geen reden is om aan de openbare orde en veiligheid en een gezond woon- en leefmilieu te twijfelen. De 5e mei, die u graag als feestdag zag aangewezen, daar heb ik begrip voor, mijnheer Polderman, maar het is zo dat de feestdagen die in de verordening genoemd zijn letterlijk uit de wet afkomstig zijn. Het is niet zo dat dat door de lokale overheid aangewezen feestdagen zijn, die staan in de Winkeltijdenwet. Als u er graag één toevoegt of er één af zou willen doen, dan moet u bij uw partijgenoten in de Tweede Kamer zijn, of liever gezegd, bij een meerderheid in de Tweede Kamer. Want die hebben het wat dit betreft voor het zeggen en niet wij. De VOORZITTER: Wie wenst er in tweede het woord? Achtereenvolgens wensen de heren Hertogh en Polderman het woord. Het woord is aan de heer Hertogh. De heer HERTOGH: Mijnheer de voorzitter, dank u wel. Eén ding is duidelijk geworden, dat er vijf nachtwinkels in Roosendaal mogen zijn en dat er concrete belangstelling was voor twee nachtwinkels en dat die er eigenlijk nog niet zijn. Dat is dan enerzijds jammer, maar wel heel duidelijk. Dat daar de shoarmazaken niet onder vallen, is natuurlijk ook een duidelijkheid. Maar wat ik dus nog niet begrepen heb is de koopzondagen. Want als ik de koopzondagen verschillend optel, ik heb daarstraks gezegd tot zestien, maar schijnbaar had ik ook nog verkeerd geteld, want dat zijn er twaalf voor Roosendaal, één voor Nispen en vier voor de dorpen dat is dus zeventien, ik kom daar nog steeds niet aan uit. - Mevrouw KERKHOF-MOS, wethouder: Mijnheer de voorzitter, het zijn er aanzienlijk meer. Ik heb daarnet uitgelegd dat dat geldt voor ieder deelgebied en wij hebben zes deelgebieden - zoals u ook op de kaart bij de stukken heeft kunnen zien - en ieder gebied is apart aangegeven. In elk gebied bestaat de mogelijkheid tot twaalf koopzondagen, maar die gelden dan ook uitsluitend voor dat gebied. Ze kunnen wel eens per toeval samenvallen, maar dat is aan de betreffende winkeliersverenigingen dan wel aan de ROF. - De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Polderman. De heer POLDERMAN: Mijnheer de voorzitter, ik wil toch even reageren. U zegt dat u zich aan de wet moet houden - en dat is inderdaad uw vak - dus ik neem aan dat dat wel waar is. Maar u zegt dat u misschien geconfronteerd wordt met een claim op onbehoorlijk bestuur, als wij minder koopzondagen zouden doen. Maar als ik nu toch geluiden hoor - zowel uit het publiek als uit de middenstand zelf - die zelf zeggen van nou, is twaalf eigenlijk niet een beetje teveel, dan vraag ik me toch af, of het dan niet tijd is om daar in overleg langzamerhand iets af te gaan doen? Ik vraag u eigenlijk om in het overleg dat standpunt dan namens de gemeente in te brengen, dat wat ons betreft die twaalf koopzondagen eigenlijk een beetje teveel van het goede is, dat we misschien wel eens terug zouden kunnen?

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1999 | | pagina 17