318 mogelijke strafkortingen bij de bijstand, sociale dienst, om te zetten voor kwijtschelding en daarmee de 1,7 OZB verhoging die nu wordt ingezet van de kwijtschelding terug te dringen tot 1% waarover u bij de Perspectiefnota uitdrukkelijk aandacht heeft gevraagd. Voorzitter, het college moet deze motie ontraden. Niet alleen omdat wij het principieel onjuist vinden om die rentelasten nu al uit de begroting te poetsen. U weet dat wij op dit moment alleen maar zekerheid hebben over geen strafkortingen over de jaren '92 en '93. Wij verwachten ook niet dat deze zullen worden opgelegd voor de komende jaren, maar hebben daar op dit moment nog geen zekerheid over. Vandaar dat wij het niet verantwoord vinden nu die rentelasten uit de begroting weg te halen. Als tot kortingen wordt overgegaan dan moeten wij daar bedragen voor op tafel leggen van welke omvang dan ook. Het bij voor baat wegpoetsen vinden wij absoluut niet verantwoord in het licht van het risico dat op dit moment nog bestaat voor de jaren na '93. Met andere woorden: dan is er ook geen dekking, gezien de risico's tengevolge van de OZB kwijtscheldingseenheid in de totale OZB-verhoging. - De heer HERMANS: Voorzitter, de strekking van het amendement is meer wanneer er een positieve beslissing van de minister te verwachten is dat er dan f.120.000.- in de begroting vrij valt. Dat willen wij niet in 2000 wegpoetsen, maar als het kan voor 2001. Die intentie is er en die intentie was er bij de Perspectiefnota om op ca. 1% uit te komen en dat willen wij graag zo houden. - Mevrouw KERKHOF, wethouder: Namens het college in reactie op de interpellatie van de heer Hermans wil ik zeggen dat het de goede gewoonte is dat indien begrotingsruimte ontstaat dat bij uw raad wordt inge bracht bij de Voorjaarsnota. Dan kan een integrale afweging plaatsvinden over de besteding van de vrijkomende middelen. Dat is een systeem dat uw raad ambieert. Wij stellen het op prijs dat zo te houden. Op dat moment zou dus aan de orde kunnen komen waarvoor eventueel vrijkomende ruimte wordt inge zet. In het licht van het amendement zoals dat nu voorligt, mijnheer Hermans, moet ik u zeggen dat wij dit amendement de raad ten stelligste ontraden. Voorzitter, dan kom in aan de behandeling van motie 15. De motie van de POR-fractie. Een sympathieke motie: automatische kwijtschelding. Dat vermijdt ook nog ambtelijke kosten, maar ik moet u zeggen, mevrouw Gepkens, dat de kwestie van automatische kwijtschelding uitdrukkelijk aan de orde is geweest in de commissie financiën van september waar de zeer uitvoerige Nota van de VNG, de VNG ledenbrief, over de kwijtschelding op de agenda heeft gestaan en waar expliciet in staat dat bij kwijtschelding altijd een individuele toets noodzakelijk is. Juist omdat wij recht willen doen aan al die mensen die op het echte minimuminkomen leven. Want de uitvoeringsregeling zoals u die voorstaat met de koppeling met de inkomstenbelasting garandeert geenszins dat het ook werkelijk om minimuminkomens gaat. Bij de toets inkomstenbelasting hebben wij altijd met de netto inkomsten te maken waar alle mogelijke aftrekposten al vanaf zouden kunnen zijn. Dat geeft geen zuiver beeld over de werkelijke inkomenspositie. Daar komt bij dat wij bij kwijtschelding niet alleen het inkomen toetsen, maar ook een vermogenstoets aan de orde is. Het college vindt het strikt noodzakelijk om juist in het kader van een rechtsgelijke behandeling van mensen en een zorgvuldige en rechtvaardige behandeling, die toets te doen. Wij kunnen dus niet tot automatische kwijtschelding overgaan. Ik moet ook deze motie van de POR-fractie ontraden. Amendement 17 van het POR/GL: ik constateer dat de POR/GL-fractie een voorstel doet om in de begroting een aantal posten anders van omvang te laten zijn en bovendien f.600.000.- aan algemene middelen te onttrekken. Ik neem aan dat u daarmee de algemene reserve bedoelt. U zult begrijpen, mevrouw Gepkens, dat u van het college niet kunt verwachten dat wij deze motie aanbevelen bij de raad. Wij hebben u zeer wel bewust onder handhaving van het ambitieniveau, bij de begroting voorstellen gedaan. Dat wijkt zeer af van de voorstellen die u vanavond op tafel legt. U beknibbelt op het, naar ons idee, noodzakelijke budget van het informatiehuis. U neemt terug van de inzet op het beheer van het openbaar gebied, grijs en groen, terwijl wij met elkaar hebben onderschreven dat daar nog voor enige tientallen mil joenen achterstand is en u neemt terug op ruimtelijke ordeningsplannen terwijl ik mag constateren dat u daar vanavond zelf nog een aantal voorstellen voor doet die nog niet eens op de agenda staan. Dat geeft wel spanning met uw voorstellen. Daarnaast onttrekt u aan de algemene reserve eenmalig f.600.000.-. Ook geen structurele oplossing van het probleem waar de raad en ons college zich voor gesteld zien. Mijn woorden zijn voldoende aanleiding de raad dit amendement te ontraden. Dan kom ik aan motie 18 van de SP, waarvan de conclusie luidt dat het college de behandeling van de Perspectief 2000 Nota niet zorgvuldig heeft voorbereid. Dat moet ook gezien mijn inleiding, mijnheer 319 Polderman, toch anders worden geïnterpreteerd dan u suggereert. Het spijt mij dat u in uw motie niet altijd de waarheid correct citeert. U weet dat de behandeling in de Tweede Kamer tot aanpassing van de regelgeving heeft geleid. Tot aan de behandeling van de Perspectiefnota was het de autonomie van de gemeente de zalmsnip uit te keren danwel niet tot uitkering over te gaan en die in te zetten voor beleid om andere lastenverhogingen te vermijden. Dat was de keuze die uw raad heeft gemaakt. Feit is wel dat het ook anders kon en dat heeft u destijds bepleit. Een pleidooi heeft u destijds gehouden om de zalmsnip wel uit te keren en tot verhoging van de OZB over te gaan. U ziet dat wij, gedwongen door de regelgeving het ook vanavond handen en voeten hebben gegeven. Ik betwist dus dat de behandeling destijds onzorgvuldig heeft plaatsgevonden. Het was destijds in lijn met de regelgeving zoals die in procedure is gebracht bij de Raad van State. Alleen wij zijn later overruled. - De heer VAN ANTWERPEN: Ik hoor u nu zeggen gedwongen door de regelgeving, terwijl u in de beantwoording in schriftelijke termijn heeft gesteld overtuigd te zijn door de kracht van de argumenten. - Mevrouw KERKHOF, wethouder: U citeert ons verkeerd, mijnheer Van Antwerpen. De kracht van argumenten in het college ging over: keren wij f.100,- uit of kiezen we voor de Leidse variant. Daarbij hebben wij gezegd: nee, als de Minister zegt u moet dat inzetten voor lokale lastenverlichting dan doen wij dat ook voor het volle pond. De argumenten die bij de Tweede Kamer behandeling nog voor de Leidse variant aan de orde zijn gesteld deelden wij dus niet. Wij deelden de argumenten van die partijen die gezegd hebben dat die zalmsnip ook volledig tot uitkering moet komen. Voorzitter, dat was de behandeling van moties en amendementen. Daar wil graag nog aan toevoegen dat ik de CDA-fractie op haar verzoek toezeg dat een nadere toelichting omtrent de voorbereiding en uitvoering van de Beheer- en Ontwikkelingsvisie Kalsdonk in de commissie van financiën en economische zaken aan de orde zal komen. Wij zullen u graag de stand van zaken melden. Op de opmerking van de CDA-fractie over de nieuwe WOZ-periode wil ik graag reageren. U heeft in uw bijdrage in tweede termijn gezegd dat de opvatting van de CDA-fractie is dat de hertaxatie niet mag leiden sec tot verhoging van de opbrengsten van de gemeente. Ik kan het namens het college onderschrijven door te zeggen dat het op dit moment en al decennia lang gemeentebeleid is en dat u van ons nog geen aankondiging heeft gezien om dat op een of andere wijze te veranderen. - De heer VAN STEEKELENBURG: in de weken voorafgaand aan deze behandeling werd voortdurend in discussies de suggestie gewekt, voorzitter, dat dat eventueel wel het geval zou zijn. Vandaar dat wij het nog eens expliciet hebben vermeld en ik ben blij met uw bevestiging. - Mevrouw KERKHOF, wethouder: Ik heb dat uitvoerig aan de orde gesteld in debat met de fracties in de commissie financiën en daar mag geen misverstand over bestaan. De lijn van het college wordt hier door gezet totdat het tegendeel zou blijken, maar die intentie hebben wij niet. - De heer POLDERMAN: De intentie is om de opbrengsten van de OZB naar de tariefaanpassing voor de gemeente niet te verhogen, maar betekent dat dat de tarieven ook voor de burger niet omhoog gaan? - Mevrouw KERKHOF, wethouder: Als de waarde van onroerend goed stijgt en je wilt dezelfde opbrengst genereren daalt het tarief. Wat wij u in ons antwoord in uw beschouwingen hebben laten zien is dat daar nog ingewikkelde varianten op bestaan en dat wij daar heel zorgvuldig mee bezig zijn om de meest rechtvaardige lastentoedeling over huurders en eigenaren van woningen te bereiken en het geheel zorg vuldig in balans te houden. Het is een lastige operatie om dit zo goed mogelijk tot uitvoering te brengen en daarom hebben wij u in onze antwoorden een aantal voorstellen gedaan die ook niet meer zijn dan dat, om u inzichtelijk te maken hoe ingewikkeld de problematiek is, met geen andere slotconclusie dan dat het niet onze intentie is om bij de normale hertaxatie zoals die de volgende periode plaatsvindt o.b.v. de hogere waarde een hogere opbrengst te genereren. De WD-fractie en de Vrije Lijst hebben gevraagd of ons college op dit moment de gevolgen in beeld heeft van de septembercirculaire waarvan eerder bij de commissie financiën gezegd is dat de indruk in ieder geval is dat er een meevaller voor de gemeente in zit.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1999 | | pagina 165